Bespreking De Steen Van Chawila
Apr 27, 2014 11:37:48 GMT 2
Post by Karin on Apr 27, 2014 11:37:48 GMT 2
De Steen van Chawila is de zesde steen van het Eeuwig Evangelie, één van de canonieke stenen. Over Chawila kan gelezen worden in het boek Genesis, als een plaats in het paradijs, naast Eden. In Eden ontspringt er een rivier die de tuin besproeit. Deze rivier vertakt zich verderop in vier grote rivieren. Eén van die rivieren is Pison, die om het land Chawila heenstroomt. Er is veel over Eden geschreven in het christendom, maar niet zoveel over Chawila. Chawila wordt volop besproken in het Eeuwig Evangelie.
1.
1. En Jezus daalde tot de onderwereld waar Hij uiteindelijk kwam tot Chawila. En Jezus brak stukken van de steen af, en kwam tot de plaats waar het tweede beest was, diep in de afgrond. En Christus sprak tot het tweede beest, en omklemde de nek van het beest met een bereklauw. En Christus kwam tot de canon en brak het in stukken. En Christus kwam tot Chawila als tot een vrouw. En Christus sprak woorden tot de zee, en de zee trachtte Hem te verslinden. En de slangen en de wormen der zee trachten Hem te omknellen, maar Chawila beschermde Hem. En Chawila nam Hem mee tot een grot waar Hij veilig was. En Chawila noemde Hem de Indiaan en schonk Hem een veer. En zij bekleedde Hem met de wonderbaarlijkste sieraden en edelstenen en met dat wat leeft onder de aarde. En Christus sprak tot haar en zeide : Uw zand zal tot goud zijn van het goede, en het zal zich vermenigvuldigen.
Jezus Christus is een heel oud archetype wat helemaal uit zijn context is gerukt door het latere christendom. Feitelijk is het zo, wanneer we de dieptes van dit woord etymologisch bestuderen, dan is dit een plaatje van een vechtslaaf die zich heeft toegewijd aan een Amazone, een vrouwelijke goddelijke strijder, een zogeheten matriarch die de moederschoot uitbeeldt waarin de vechtslaaf tot gerechtigheid opgevoed wordt. Deze vechtslaaf maakte dus een soort van reis door de onderwereld om zo toegerust te worden, en kwam tot Chawila, het heerlijke deel van het paradijs. Zo ontstond er dus een samenwerking tussen de vechtslaaf en Chawila.
We zien dan dat het tweede beest - en dit is de geest genaamd Jom - aangepakt wordt. De nek van het beest wordt omklemd met een bereklauw. Dit schijnt nogal belangrijk te zijn in het verbreken van de canon van het traditionele christendom. Chawila versiert dan de vechtslaaf met sieraden.
In het tweede hoofdstuk wordt er dan een sprookje verteld. Dit is het algemene patroon van de Steen van Chawila dat de vertellingen over Chawila en de vechtslaaf elkaar afwisselen met sprookjes, wat aan het einde van dit geschrift zijn climax heeft in een verhaal genaamd 'Jezus en de Draak' waarin de vechtslaaf zijn grootste gevecht levert.
2.
Rozinde
1. Er was eens een meisje dat heel diep onder de grond opgesloten leefde om voor een draak te koken. Het meisje heette Rozinde. Altijd als ze niet snel genoeg was met koken dan werden de vlammen onder haar grote ketel woester en woester.
Ook wilde de draak altijd veel verschillende soorten vreemd vlees, en daarom moest Rozinde vaak op jacht. Als ze niet snel genoeg was met jagen dan werd haar boog ineens vuurheet en dan viel ze altijd op de grond van de pijn. Op een dag schoot een prins een pijl op de draak af en bevrijdde Rozinde. Hij nam haar mee naar zijn kasteel. Om tegen de draak beschermd te zijn moest ze elke dag baden in een bad vol met melk onder het kasteel.
En elke dag moesten er wilde bloemen in geworpen worden. De prins hield veel van het meisje en op een dag trouwde hij met haar. Maar toen eens de prinses vergat in het bad van melk te baden sloeg de draak toe, en nam haar weer naar de diepe plaats onder de grond. Nu moest Rozinde nog harder werken, en was de draak woester dan ooit. Op een dag kwam de prins om zijn Rozinde te halen, maar de draak sloot hem op achter tralies van vuur.
Rozinde werd elke dag steeds verdrietiger. Op een dag was ze weer op jacht voor de draak en vond een hert in het struikgewas. ‘Heus, schiet me niet,’ zei het hert, ‘dan zal ik je al mijn melk geven.’ En toen herinnerde Rozinde het weer dat de draak niet tegen melk kon. Ook vroeg Rozinde aan het hert waar wilde bloemen waren.
Het hert had heel veel melk te geven, en al gauw was er een heel bad vol. Toen gooide Rozinde de wilde bloemen erin. Snel nam Rozinde een bad in de melk en ging met natte kleren terug. Toen ze bij de vuurtralies aankwam wreef ze met haar melknatte kleren er tegenaan terwijl de tralies kapot sprongen. Snel greep ze haar prins bij de hand en samen renden ze naar het bad.
Hier waren ze veilig tussen de wilde bloemen. Maar al gauw kwam de draak een kijkje nemen. Hij wist dat hij niks tegen hen kon beginnen zolang ze iedere dag een bad zouden nemen in de melk. Maar hij wachtte en wachtte, en vandaag wacht hij nog steeds.
In dit verhaal zien we dat de moedermelk onze bescherming is tegen de draak. De draak kan niet tegen de moedermelk. Als wij niet periodiek van deze melk nemen, dan zal de draak ons terugvangen, en ons harder aanpakken dan ooit. Dat is eigenlijk de boodschap van dit sprookje. De draak zal op ons blijven toezien in de hoop dat we eens ons bad in de moedermelk zullen vergeten. Dit houdt in dat we onze relatie met de moeder moeten uitwerken in vrezen en beven. Niets is vanzelfsprekend. Het is niet zo dat de heilige vreze een lagere graad heeft in het Eeuwig Evangelie dan in de eerste bijbel. Wel is het zo dat valse vrees uitgebant gaat worden, namelijk de vrees der mensen, mensenbehagenis. Dat is natuurlijk een goed ding.
1.
1. En Jezus daalde tot de onderwereld waar Hij uiteindelijk kwam tot Chawila. En Jezus brak stukken van de steen af, en kwam tot de plaats waar het tweede beest was, diep in de afgrond. En Christus sprak tot het tweede beest, en omklemde de nek van het beest met een bereklauw. En Christus kwam tot de canon en brak het in stukken. En Christus kwam tot Chawila als tot een vrouw. En Christus sprak woorden tot de zee, en de zee trachtte Hem te verslinden. En de slangen en de wormen der zee trachten Hem te omknellen, maar Chawila beschermde Hem. En Chawila nam Hem mee tot een grot waar Hij veilig was. En Chawila noemde Hem de Indiaan en schonk Hem een veer. En zij bekleedde Hem met de wonderbaarlijkste sieraden en edelstenen en met dat wat leeft onder de aarde. En Christus sprak tot haar en zeide : Uw zand zal tot goud zijn van het goede, en het zal zich vermenigvuldigen.
Jezus Christus is een heel oud archetype wat helemaal uit zijn context is gerukt door het latere christendom. Feitelijk is het zo, wanneer we de dieptes van dit woord etymologisch bestuderen, dan is dit een plaatje van een vechtslaaf die zich heeft toegewijd aan een Amazone, een vrouwelijke goddelijke strijder, een zogeheten matriarch die de moederschoot uitbeeldt waarin de vechtslaaf tot gerechtigheid opgevoed wordt. Deze vechtslaaf maakte dus een soort van reis door de onderwereld om zo toegerust te worden, en kwam tot Chawila, het heerlijke deel van het paradijs. Zo ontstond er dus een samenwerking tussen de vechtslaaf en Chawila.
We zien dan dat het tweede beest - en dit is de geest genaamd Jom - aangepakt wordt. De nek van het beest wordt omklemd met een bereklauw. Dit schijnt nogal belangrijk te zijn in het verbreken van de canon van het traditionele christendom. Chawila versiert dan de vechtslaaf met sieraden.
In het tweede hoofdstuk wordt er dan een sprookje verteld. Dit is het algemene patroon van de Steen van Chawila dat de vertellingen over Chawila en de vechtslaaf elkaar afwisselen met sprookjes, wat aan het einde van dit geschrift zijn climax heeft in een verhaal genaamd 'Jezus en de Draak' waarin de vechtslaaf zijn grootste gevecht levert.
2.
Rozinde
1. Er was eens een meisje dat heel diep onder de grond opgesloten leefde om voor een draak te koken. Het meisje heette Rozinde. Altijd als ze niet snel genoeg was met koken dan werden de vlammen onder haar grote ketel woester en woester.
Ook wilde de draak altijd veel verschillende soorten vreemd vlees, en daarom moest Rozinde vaak op jacht. Als ze niet snel genoeg was met jagen dan werd haar boog ineens vuurheet en dan viel ze altijd op de grond van de pijn. Op een dag schoot een prins een pijl op de draak af en bevrijdde Rozinde. Hij nam haar mee naar zijn kasteel. Om tegen de draak beschermd te zijn moest ze elke dag baden in een bad vol met melk onder het kasteel.
En elke dag moesten er wilde bloemen in geworpen worden. De prins hield veel van het meisje en op een dag trouwde hij met haar. Maar toen eens de prinses vergat in het bad van melk te baden sloeg de draak toe, en nam haar weer naar de diepe plaats onder de grond. Nu moest Rozinde nog harder werken, en was de draak woester dan ooit. Op een dag kwam de prins om zijn Rozinde te halen, maar de draak sloot hem op achter tralies van vuur.
Rozinde werd elke dag steeds verdrietiger. Op een dag was ze weer op jacht voor de draak en vond een hert in het struikgewas. ‘Heus, schiet me niet,’ zei het hert, ‘dan zal ik je al mijn melk geven.’ En toen herinnerde Rozinde het weer dat de draak niet tegen melk kon. Ook vroeg Rozinde aan het hert waar wilde bloemen waren.
Het hert had heel veel melk te geven, en al gauw was er een heel bad vol. Toen gooide Rozinde de wilde bloemen erin. Snel nam Rozinde een bad in de melk en ging met natte kleren terug. Toen ze bij de vuurtralies aankwam wreef ze met haar melknatte kleren er tegenaan terwijl de tralies kapot sprongen. Snel greep ze haar prins bij de hand en samen renden ze naar het bad.
Hier waren ze veilig tussen de wilde bloemen. Maar al gauw kwam de draak een kijkje nemen. Hij wist dat hij niks tegen hen kon beginnen zolang ze iedere dag een bad zouden nemen in de melk. Maar hij wachtte en wachtte, en vandaag wacht hij nog steeds.
In dit verhaal zien we dat de moedermelk onze bescherming is tegen de draak. De draak kan niet tegen de moedermelk. Als wij niet periodiek van deze melk nemen, dan zal de draak ons terugvangen, en ons harder aanpakken dan ooit. Dat is eigenlijk de boodschap van dit sprookje. De draak zal op ons blijven toezien in de hoop dat we eens ons bad in de moedermelk zullen vergeten. Dit houdt in dat we onze relatie met de moeder moeten uitwerken in vrezen en beven. Niets is vanzelfsprekend. Het is niet zo dat de heilige vreze een lagere graad heeft in het Eeuwig Evangelie dan in de eerste bijbel. Wel is het zo dat valse vrees uitgebant gaat worden, namelijk de vrees der mensen, mensenbehagenis. Dat is natuurlijk een goed ding.