AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 2, 2015 16:46:47 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 2, 2015 16:46:47 GMT 2
Dit is een nieuw project. We zullen de Vur hoofdstuk voor hoofdstuk publiceren, niet noodzakelijk op de juiste volgorde. Het zal weer een nieuwe dimensie zijn in het leven in de gnosis.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 11, 2015 17:44:43 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 11, 2015 17:44:43 GMT 2
PANIR
1. Wees dan vol kennis, en besef dat de Vur een heilig boek is. Meer nog dan dat is de Vur een symbolisch boek die de raadselen van Haar, onze Vur doorgeeft. Zij zij geprezen tot in eeuwigheid. 2. Laat u dan niet verwarren door cryptische beschrijvingen, oh gehoorzame, gij die nadert tot Vur. Gij hebt Haar hierin niet verstaan, maar wanneer gij Haar trouw blijft zal Zij u de oplossing geven. 3. Zo hebben dan velen het heilige boek besmeurd en letterlijk uitgelegd om daarmee velen te onderdrukken. Kent gij dan de raad en poezie van Haar ? Ziet, Zij schrijft in raadselen, opdat alleen zij die Zij de sleutel heeft gegeven het pad zullen volgen. Zo houdt Zij de tempelen rein. 4. Geprezen zij Vur de Zalige. 5. Hoort dan deze woorden door de zalige pen van Haar geschreven. Dit opdat gij vol kennis wordt. Haar tabernakel en tent heeft vele voorhangsels waarlangs gij zult gaan om Haar te vinden. 6. Zij heeft uw gebed gehoord en heeft Haar tienduizenden gezonden, Haar amazones, om u die hongert om gerechtigheid tot kennis op te voeden. 7. Ja, Zij zal weldra de sluier van uw hoofd afdoen, uw bedekking, opdat gij het nachtgezicht zult zien. 8. Zo is Zij dan Zalig, en Haar gehoorzame gezegend. Ziet, de gehoorzame zal komen, en Zij zal komen om levenden en doden te oordelen. 9. Wees dan vol kennis, en ken het Woord, opdat het Woord niet tegen u in zal komen. 10. Alleen zij die de kennis van Haar hebben ontvangen kunnen het Woord verstaan. De dwazen echter worden misleid. Zij worden bestuurd door de verderfelijke. 11. De gehoorzame liet het allerheiligste zien, en was voor de troon van Haar, waar de gehoorzame nog steeds is. 12. Luister daarom naar hem, en bovenal naar Haar. Want er is geen Vur dan Zij. En ziet, Zij is de zaliger van zielen. 13. Er is dan geen godsdienst dan de Vur, de kennis. Een ware gehoorzame is hij die het in het hart is. Gij kunt Haar niet door uiterlijkheden en vormen dienen. Dien Haar dan op de waardigste manier, door het hart, opdat gij Haar welgevallig zijt, die nieren en lever geschapen heeft en gewrocht heeft in uw binnenste. 14. Zijn de innerlijke dingen dan niet belangrijker ? Want zonder hand kunt gij leven, maar kunt gij leven zonder hart ? Keer dan terug tot de lever, oh gij gehoorzame, want de dagen zijn kwaad, en de uiterlijke dingen misleidend. 15. Zo is Zij gekomen om te wijzen op zuivere Vurdienst, en u terug te brengen tot waar het om gaat. Wijk dan niet af van de Vur, maar kom dichter bij haar, en lees opdat gij zaad draagt. 16. Wat is echter het zaad als gij niet geworteld zijt ? Keer daarom terug tot het hart van de Vur en tot haar dieptes. Geprezen zij Zij, de Alwetende, de Alhorende en de Almachtige. 17. Keer dan terug tot de maag, oh gij gehoorzame, want zonder arm kunt gij leven, maar niet zonder maag. Keer dan terug tot de verborgenheden van Haar. Houd u niet bezig met uiterlijkheden en letterlijkheden waarover de toorn van Haar komt. Want zij die deze dingen bedrijven zullen door Haar worden veranderd in duivels, apen en zwijnen, wachtende op het grote oordeel. 18. Hoe zijt gij er toe gekomen uw verstand te vertrouwen en de Vur eigenmachtig uit te leggen ? Is het hart dat Haar dient dan niet meer dan het verstand dat u doet dwalen ? Want zonder verstand kunt gij leven, maar niet zonder het hart en de binnenste organen die Zij u heeft gegeven. 19. Gij dan hebt gehoord over een heilige oorlog, maar gij hebt dit veelal verkeerd begrepen. De heilige oorlog is tegen uzelf, tegen uw ongehoorzaamheid en uw zonde. Die heilige oorlog is in het binnenste en niet in uiterlijkheden. Want wat heeft u eraan als u de mens onderwerpt en zo uzelf daaraan verliest ? 20. Ziet, Zij wil u de gehoorzaamheid geven, om een ware gehoorzame te zijn die heilige oorlog voert tegen het kwaad. Dit is een oorlog in de onderwereld. Valt daarom geestelijke vestigingen aan en niet meer elkaar, anders wordt gij gebonden door uiterlijkheden. Zo is er dan geen strijd tegen vlees en bloed, maar tegen het kwaad en zijn handlangers die in het geestelijke wonen. 21. Wilt u weten wat het geheim van de Vur is ? Sommigen hebben de Vur misbruikt door hun vrouwen te misbruiken. Sommigen hebben in hun gehoorzaamheid schipbreuk geleden door Haar alleen als een man te beschouwen. 22. Weet dat de toorn van Haar tegen hen komt die hun vrouwen onderdrukken. Hebt gij dan niet geleerd de Vur symbolisch te lezen ? Zij die de Vur te letterlijk uitleggen hebben de kennis van Haar verloochend. 23. Zo is Zij dan ook vrouw. Aanbid Haar daarom als vrouw. Zo zal Haar heerlijkheid op u rusten, en zal geen poortwachter u tegenhouden als gij tot Haar heerlijke heerschappij nadert. Zij die dit gebod verwaarlozen zijn van het kwaad, en zullen aan haar oordeel deelhebben. 24. Waakt dan voor de toorn van Haar, de vrouw, want zij is als een wild beest. Verslinden zal zij al die haar haten en haar geboden hebben verworpen. 25. En gehoorzamen over de hele wereld zullen zich richten tot het nachtgezicht van Haar, en zij zullen Haar aanbidden. En Zij zal grote bronnen van Haar macht op aarde openen. 26. En Zij zal genoemd worden de Jaagster. En de Vur zal de aarde tot sieraad strekken. En geen heilige vrouw zal nog onderdrukt worden op aarde, maar Zij zal heersen. 27. En op de laatste dag zal Zij de poorten van het paradijs openen, maar zij die Haar alleen als man hebben aanbeden zullen in het hellevuur geworpen worden. 28. Laat u dan ook niet verleiden om ongehoorzaam te zijn en kennis te verachten. Want dan zal Zij Haar verterend vuur in u laten nederdalen. 29. Laat niemand u de prijs doen missen. Houd u dan vast aan de geboden van Haar, opdat gij zult leven in het land dat Zij u geven zal. Zij is Almachtig. 30. Zij is een strenge bestraffer en een jager. Zij voert oorlog op de heilige berg tegen het kwaad en zijn boze geesten. Maar wanneer gij een getrouwe gehoorzame bent dan strijdt gij aan Haar zijde. 31. Dient dan niet de macht van het geld, die de wortel is van al het kwaad, maar dient Haar, die u in alle dingen zal zegenen. 32. Zo zult gij in de heilige oorlog de boze geesten slachten en daarvan leven. Zo zult gij een trouw jager van Haar zijn, en zij zal u zegenen. 33. Zij die soldaten worden van de macht van het geld zullen in de hel geworpen worden en tot de ongehoorzamen zonder kennis worden gerekend. Hebt gij dan iets van de mannelijke wraak van Haar gezien ? De vrouwelijke wraak van Haar is veel groter. 34. In de tabernakels en tenten van Haar hangen voorhangsels. Gaat daar doorheen en kom tot het binnenste, tot de zuilen van de cryptiek en ziet wie Zij werkelijk is. Maakt u dan geen verachtelijke beelden van Haar. 35. Als Zij kennis is, zo is dan Haar Woord ook kennis. 36. Dit is uw waardige pad, en het zal u leiden tot Haar wildernis. 37. Ja, en aan sommigen zal Zij het zwaard van kennis geven, het zwaard uit haar boezem, om de volkeren te hoeden, om deuren te openen en strenge macht uit te oefenen over het kwaad en zijn duivelen. Want ziet, zij zijn klei in de handen van Haar, en Zij vormt hen om tot vee. 38. Zij voert oorlog in gerechtigheid en maakt paden in de wildernis. Wat geen oog heeft gezien bereidt Zij. Wat in geen hart is opgekomen geeft Zij. 39. Zij zalft de ogen van Haar dienstknechten, en geeft hen haar melk. Zij maakt de ogen blind van hen die Haar haten en verachten. Ja, wraak is in haar gedachten. 40. Zo heeft Zij een dag aangesteld waarop Zij alle ongehoorzamen en boosdoeners die zonder kennis zijn zal verteren. 41. Draag daarom deze boeken in de dieptes van uw hart, en word vol kennis. 42. Ja, het is een middel van oorlog en heilige jacht om over het kwaad en zijn duivelen en boze geesten te zegevieren. Neemt daarom uw wapen op, en volg Haar, de verschrikkelijke, die verschrikkelijk toornt tegen al wat zondig en ongehoorzaam is. Dan zult gij de kennis van Heiligheid ontvangen. 43. Weet dan allen van het kwaad. Het kwaad werd een grote heerser van hemelen en aarde, maar Zij sloeg hem neer. Maar gij moet waken, want het kwaad is vol van verleid. Hecht u daarom vast in Haar Woord. 44. Zo voert Zij strijd tegen het kwaad en zijn misleiders, en hun deel zal zijn in de put van vuur. Ja, Zij zal hen ten verderve sleuren en hen besmeuren met het vuil der aarde. Ja, tot varkens zullen zij worden, en gij zult hun vlees uitbundig eten. 45. Leid het volk uit. Breng het volk aan Haar voeten, Zij die troont op de heilige en heerlijke berg. Zij zal weldra de aarde oordelen, van gewest tot gewest. 46. Maak plaats voor Haar toorn, Zij die de werelden oordeelt. Zij zal komen om te oordelen over levenden en doden, en ook zij die aan Haar zijde strijden zal zij oordelen, en Zij zal niets ontzien. De strenge is Zij, die hevig toornt tegen de zonde en tegen de ongehoorzaamheid en tegen hen die deze dingen bedrijven. 47. En valse goden zal Zij uit de harten der boosdoeners rukken, en Zij zal hen werpen in een eeuwig vuur. 48. Wees dan niet bezorgd over hoe gij u zult kleden, want heeft Zij niet gezegd dat Zij de huiden van de duivelen zal afrukken ? Zij is Alwijs, Alkennend, de Alhorende en Alziende. Haar plannen zijn goed. 49. Ook het kwaad zal zijn loon niet ontgaan, want Zij zal zijn vlees telkens afnemen. Ja, zijn botten zullen tot sieraden zijn, en zijn huid tot een woning. Zo zal Zij Haar vijanden vervolgen, tot in de verre dieptes van de hel. En zij zullen geen rust hebben, dag noch nacht. Zij is de verschrikkelijke, en vreselijk is het Haar als vijand te hebben. 50. Neemt uw zwaarden en messen dan op en strijd om in te gaan. Zij zal hen verheffen boven hen die niets doen en rusten. Dit dan zijn uw zwaarden en messen : de verzen van de Vur. Dit dan zijn uw allerheiligste speren en vurige pijlen. 51. Doet dan aan de kennis van Heiligheid, opdat gij een getrouw dienaar van Haar zult zijn, en aan haar zijde strijdt. Schrijft Haar woorden dan op uw hand en uw voorhoofd, want Haar Woord zij u tot een bescherming. Doorzoekt haar woorden opdat gij leven vindt, en een schild. 52. Laat uw kennis u onderwijzen over de wapenrusting, en hef uw speren op. Haar Woord is diep en krachtig. 53. Zij schreef de Vur met het oog op de paradox, de geheimenissen en de symboliek. Haar wegen zijn wonderbaar en raadselachtig. 54. De literalisten leven al in de hel omdat ze alles letterlijk nemen. Zij leiden miserabele levens en onderdrukken anderen omdat zij Haar symboliek verachten. Gij moet vervuld worden met Vur, die de kennis is.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 14, 2015 1:10:32 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 14, 2015 1:10:32 GMT 2
DE LIJN
1. Deze momenten komen nooit meer terug. Laat deze herinnering uw eeuwige warmte zijn. U kan niet komen tot enig vuur zonder het eeuwige ijs in u te ontmoeten. Deze krachten moeten elkaar opwekken. Deze krachten leiden u tot het leven in de wildernis. De beschaving eet de natuur weg, en we hebben de woeste natuur nodig om te overleven, om eeuwig te leven.
2. Ze wilde het draaiende wiel in haar hoofd verbreken, door het volgen van de lijn. De lijn zou nooit teruggaan, maar altijd vooruit gaan. Haar geheugen zou genoeg zijn, en vergetelheid zou het beste zijn om holen te openen. Het wiel van geheugen zou verbroken moeten worden om te veranderen in een lijn, een lijn van verandering. Dit was het leven in de wildernis. In haar hart was de honing leidende tot de oceaan van het oer.
3. De lijn zou de cirkel verbreken en de cirkel scheppen, als het pad van de wildernis, in beweging brengende de beide kanten van de nacht, de getijen om te overleven. De wildernis zou naar haar zoeken, en ze zou het niet kunnen stoppen.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 21, 2015 17:33:57 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 21, 2015 17:33:57 GMT 2
DE TIJD 1. Ik kom tot u in de storm, oh, Thenem-Vur, Kennis van de Belasting, Ik kom tot u, tot de hemelse belasting, Ik betaal die ook, Hemelse belasting, leidt mij, U bent onze Moeder, Leer ons uw belasting, 2. Oh Thenem, U spreekt in onze harten, U geeft het loon van genezing en profetie, Van tongen en vertaling, Van recht en onderricht, Oh Thenem, heerin van belasting, U heerst over alle beesten, 3. Oh, heerin van de beesten, U leidt ons tot het cryptische woord, En tot de uitleg. 4. Belasting brengt het onderricht in de economie van Vur, Belasting is een communicatie-systeem, Oh, Thenem, Heilige Belasting, U schiep ons in een groot mysterie 5. Profetie is dan heilige belasting, Om de volkeren te leiden, Het recht van de families, Ja, genezing zult gij brengen tot het hart der volkeren 6. U schiep de families in een raadsel, Als een manifestatie van de heilige belasting, Niemand ontkomt hier aan, Het zijn de muren van de heilige stad, Het raadsel van de wildernis 7. Herinnering is de belasting.
8. Hij staarde naar buiten, naar de begroeiing op de muur. De metalen platen zaten er goed vast tegenaan, en daar groeiden de planten omheen. Dat kon hem niet wild genoeg zijn. Hij was altijd al geinteresseerd geweest in tuinieren, en hij had dan ook echt zijn eigen stijl, vurig, wild, maar ook piekfijn geordend. Het was een samenspel tussen natuur en mens. 9. Hij liet de natuur in zijn tuin een zekere vrijheid hebben. Wel hield hij alles goed in de gaten. Hij had een zekere strengheid als hij naar zijn tuin keek. 10. Hij trok zich op aan de structuur van zijn tuin en zijn huis, wat hij streng in de gaten hield. Het was als het werken in de tabernakel. Veel was hij bezig met zijn herinneringen, die hem ook half depressief maakten. 11. Hij voelde zich als levende achter tralies. Hij wist niet wie hij was. Hij was als een wild beest. 12. Veel dingen zullen nooit afkomen. Er is niet voor alles tijd. 13. Het verhaal gaat in een ander boek verder. 14. Al zijn nachtmerries komen terug, de struiken die hun dorens in de monden van jonge kinderen stoppen, en hen in hun tanden steken. En die dorens blijven daar zitten. 15. ‘Ik vraag jullie te luisteren,’ zegt de leraar. - Nee, zegt een kind. 16. ‘Dan ga je maar naar de directeur.’ - Geen sprake van. 17. Hij ziet de engel des doods, zo vroeg al, zich mengende in het kinderspel. Zijn bittere klauw beroert het zoete kinderhart, en plant het trauma daar. De engel des doods is hier. Ruw worden kinderdromen verstoord, moeders en vaders gillen. De engel des doods vertrekt met het kind, met de pop, ramen inslaande, deuren intrappende, baant hij zijn weg. De engel des doods is hier, waar Maria haar niet kan tegenhouden. Het is een vrouw, het gezicht van een lerares, een dokter, een arrogante blik. Ze heeft haar lange reis gemaakt vanuit de hel om toe te slaan. De oogst van de hel is bijna rijp, hier staat zij met haar sikkel en zeis, als de Zwarte Maria. Hij smeekt haar het kind te sparen, maar koelbloedig neemt zij het kind mee. 18. Onbarmhartig heeft zij toegeslagen. Bij het zien van het leed verroerde zij geen vin, koud als de dood was zij. Haar angel vindt haar weg door harten, om te verwonden. Zij sluit geen compromissen, laat zich niet omkopen. Haar zwarte klauw komt om te grijpen en te doden. Zij komt om te breken, om dat wat alreeds zwak is gemaakt mee te nemen. Ze laat woede achter, onbegrip, verscheurde gevoelens, een doorboord hart. 19. In haar doolhoven zijn we verdwaald, in haar web verstrikt. De confrontatie is onvermijdelijk. Ze laat al haar wapens zien in een reflex. Ze heeft een dodelijke wond, want eens kwam ze haarzelf halen. 20. Haar reis vanuit de de hel stopt hier. Hier neemt zij haar woning. Maria draagt een zwart kleed, haar soldaten hebben zwarte helmen, en die zwarte bessen moeten gegeten worden. Hij schreeuwt, vol woede, maar ze sluiten hem op. 21. De engel des doods, als een wild en gevaarlijk beest. 22. Zij was het schilderij in zijn huis. Maar ze had haar betekenis verloren. 23. De nachten duurden lang, waren diep, waarin hij naar het schilderij staarde. 24. Het was een draaiboek, een boek van rekeningen. 25. Tijd is belasting. 26. De tijd zal ons genezen, 27. De tijds-indelingen en de veranderingen in tijd, 28. Kleine, subtiele veranderingen.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 22, 2015 13:19:44 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 22, 2015 13:19:44 GMT 2
WITTE LAARZEN
1. De rozen groeien hier aan de muur,
Er stroomt sap uit hun kelken.
Zij prediken het woord met subtiliteit.
Ze spreken psychedelisch en surreeel,
en benaderen alles in cirkels.
2. Een brug van bloemen over de wilde zee,
bloemen groeien vanuit de zee,
zoveel stemmen, zoveel vragen,
het antwoord wordt bewust genegeerd, zij benaderen alles in cirkels
3. De belasting is een cryptogram van synchroniteit en harmonie,
De rozen zullen bloeien,
Om opnieuw te bedekken
4. Bloemen groeien op hun vloeren,
en paradijs vogels zitten in hun zolders,
terwijl zij dieper slaapt
5. De steek bracht haar slaap,
waar de bloemen zo warm zijn,
waar zij spreken over oceanen,
waar zij nieuw zand brengen tot de bodem
6. De steek is er om ons dieper te brengen,
De steek is er om een diepere droom te brengen
7. Afstand maakt alles weer zacht,
Terwijl cirkel-benadering nieuwe kleuren maakt
8. Rijdende op paarse paarden,
Terwijl alle liederen langzamer gaan,
En wegvagen
9. Zij verzamelt hen allen in haar grote mand,
In zeeen van bloemen,
Met al deze golven van tanden,
De doornen van de roos
10. Zij is veilig op een afstand,
Zij is een slaapwandelaar,
Dronken van de soep van haar moeder,
Terwijl al het glas breekt,
Alle aandacht
11. Zij is betoverd,
Daar waar het ijs oprijst,
Het meer van verandering
12. Een stap verwijderd van het zomerveld,
Het maakt je hoofd zo nat,
Als druipende bloemen,
Alsof miljoenen deuren sluiten
13. Door zomerdagen zullen de treinen aankomen,
Het verlies van de herinneringen,
Een poort van verandering,
De laatste regendruppel,
Niet om aan te raken,
Maar alleen om te bekijken
14. De ramen van de bakkerij zijn allen gebroken,
Deze schilderijen zijn allemaal beschermd door haar wetten,
In het kunstmuseum
15. Dit waren allemaal tochten door indiaanse oorlogsboeken,
Beginnende en eindigende in een vrouw genaamd Witte Laarzen
16. Door aandacht werden dingen te groot,
Door een bloem te plukken van de witte bloemen tuin stierf men,
Soms als ik het niet meer zag zitten dacht ik eraan om zo'n bloem te plukken,
Maar er scheen één bloem daar te zijn die tot leven wekte
17. Daar waar alles namaak is, stroomt de pijn weg,
Hoe ontstaat namaak ?
Door vele slaapliederen
18. Hoe maak je spelletjes ?
Want die zijn nodig voor namaak,
De vrouw met de witte laarzen zal je initieren,
Een zachte mond,
Zij weet hoe je verleden te spreiden,
Zodat je je speelgoed en spelletjes vind
19. Je drinkt van de namaak,
Niets doet je nog pijn,
Veel verhalen maken de namaak,
Het is een schilderij
20. Witte laarzen zacht als fluweel,
Ik loop met een indiaans oorlogsboek in mijn hoofd,
Ik denk dat zij het heeft geschreven,
Wanneer ze het boek opent, dan ben ik verloren,
Dan ben ik in een wreed spel
21. Wanneer ze beweegt in haar witte laarzen,
Dan heb ik geen hoop meer,
Dan staat ze voor me, en doet wrede dingen,
Het enige wat dan nog door mijn hoofd gaat is dat ik het spel verlies,
Ik verlies alles,
En dan ween ik mezelf in slaap, om een grotere nachtmerrie te ontmoeten,
Wanneer ze me verlaat, neemt ze mijn hart mee
22. Vandaag hoorde ik van de vrouw dat het een speelgoedfabriek is waarin ik werk,
Ik wist dat niet,
Ik dacht dat ik het spel had verloren
23. Zij maakte dit om me te beschermen tegen iets ergers,
Wanneer ze dichterbij komt,
Is het als een oorlog van indianen,
Deze vrouw is gevaarlijk,
Maar het was allemaal om mij te beschermen tegen iets ergers
24. Witte Laarzen zwemt naast mij,
Het is een lange rivier,
Dit is het land van namaak,
En ze zegt dat we het alleen kunnen binnenkomen door het te lezen,
En alle belasting werd tot snoep
25. De hartepijn in het spel is de weg tot het land van namaak,
Waar alle pijn wegsmelt
26. Allen die stierven in het spel, kunnen nu de verhalen lezen,
Er is altijd een groter spel, met betere regels
27. Witte Laarzen staart naar me,
Het was een lange tocht,
Ik kijk naar het schilderij,
Daar staat ze in de wildernis,
En de lucht is donker
28. Witte Laarzen staart naar me,
Ze laat me een blauwe roos zien,
De blauwe roos leidt tot het land van nonsens,
Waar al het recht heerst,
Terwijl de groene roos terugleidt tot de literatuur
29. Waar zijn de wilde jongens nu ?
Ze opent een boek, waarin wat plaatjes zijn van hen,
Jouw pijn was hun pijn,
Het was een boek in je hoofd,
maar het kon alleen wegvagen als je het boek zou openen
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 22, 2015 15:22:18 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 22, 2015 15:22:18 GMT 2
VUILE PAARSE BLOEMEN
1. Vuile paarse bloemen groeien langs de kant van de grote rivier, Met vuile gezichten staren ze ons aan, Bedekt met modder
2. Zij zijn één met de natuur, Zo is het altijd geweest
3. De brug over de rivier komt nooit aan, maar leidt ergens anders heen, In het midden heerst altijd de mist, Deze twee landen kennen elkaar niet, De brug heeft hen nooit de waarheid over elkaar verteld
4. En vuile paarse bloemen groeien aan de waterkant, Met hun vuile gezichten kan het hen niet schelen, Ze bewaken het mysterie, In de rivier verdwijnt alle tijd
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 22, 2015 17:17:37 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 22, 2015 17:17:37 GMT 2
NACHTPLANTEN
1. Ik schiep u in een paradijselijk mysterie, Ik schiep u met een paradijselijk lichaam, Opent uw ogen
2. Ik schiep u in een bloemenveld, in een tuin, Als sluiers van de wildernis, Opent uw ogen
3. Ik schiep u langs de waterkant, Tussen vuile paarse bloemen, U verstond de boodschap niet
4. Zij trokken u tot de dieptes van de rivier, En op uw vragen was geen antwoord, Zij vertelden u verhalen om u af te leiden van het geheim, Zij cirkelden om uw hart als bijen die de honing bewaakten
5. Een boodschapper was tot u gezonden, maar u begreep hem niet, Hij stak u
6. U probeerde hem om te kopen met bergen goud, Maar onverbiddelijk bleef hij steken, Want het is de belasting van het raadsel
7. In Mij hebt gij het antwoord, Ik ben Degene Die u leidt, Ik ben Degene Die het loon uitkeert na de belasting
8. Ik ben Die de witte laarzen draagt, Na de grote witte oorlog
9. Nu denkt u misschien : Wat zijn de witte laarzen ? Ik bracht het witte uit het zwarte, Ik draag het nachtzicht in mijn manden
10. Bloemen van de nacht, Uitgestrekt tot grote pracht, Hun uitgestrekte velden dragen het nachtzicht, Allemaal in cirkels
11. Nachtplanten, zij nemen het hart in, Niets duisters kan hen tegenhouden, Zij komen vanuit de nacht tot de ochtendrivier, Het water stroomt sneller, Zij maken hen los die verstrikt zijn in het zeewier
12. Zij doen de harten sneller kloppen, Zij doen de nachtdans, En sluiten de rij
13. Ik schiep u in een wonder, Opent uw ogen
14. Ik schiep u in een bloem vol honing, Met een honingkroon op uw hoofd, De nachtplanten hebben het nooit verstaan, En het zeewier heeft het nooit geweten, Zij gaan alleen in cirkels, Maar zij komen nooit aan
15. Zij draaien om alles heen, En komen steeds dichterbij, Maar zij zullen het nooit aanraken, Het is alleen om te bekijken
16. Oh nachtplant, wonder van het bestaan, Het zeewier zal altijd ontkennen, Oh nachtplant, het ijzer van het hart komt u altijd binnen, Maar u raakt nooit aan, Nog steeds bent u het wonder van het bestaan
17. Oh nachtplant, zee van de eenzamen, Groeiende zo diep, Nooit zult u het geheim aanraken, Maar voor altijd dichterbij komen, Het omcirkelen van het wonder, Wat u zelf bent
18. U versloeg reus en beest door dit wonder, U greep diep, en alles wat u nam was het zachte, Oh, honing in een holle boom, In de nacht schiep u deze grote droom, Uitgezonden om harten te verzoeten en te genezen, Uitgezonden om ook deze reus te vellen
19. Zij draagt de witte laarzen, Tussen het gebalk van ezels, In een veld waar struisvogels rennen
20. Heb je gehoord wat de nachvlinder sprak ? De nachtplanten hebben het nooit verstaan, Het zeewier heeft het nooit geweten, Zij gaan alleen in cirkels, Maar zij komen nooit aan
21. En het wonder van de eland ? Nee, de schepping kennen zij niet, Zij leven alleen in hun eigen verhalen
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 22, 2015 23:31:35 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 22, 2015 23:31:35 GMT 2
DE MORGEN 1. Ze nodigde mij uit door haar ogen. Ze namen me op hun schip. 2. Ze gaf mij een boek van vreemde verhalen, psychedelisch. Deze verhalen hadden geen verhaallijn. 3. 'Wetten zijn zo slecht,' zei ze. 'Alles zou moeten kunnen gebeuren, want alles is een boodschap, een raadsel.' 4. Het is een plaatje van een warme dag op het strand, 5. En dit boek voelt zo goed, er is iets in mijn handen, 6. En ik kan weer ademen, warme adem van het oerwoud, 7. Als de genezende aanraking, er was een brug, een brug in mijn hart, 8. In een zachter oerwoud rijst de morgen 9. Haar gezicht vertelt me meer dan honderd boeken, en nog steeds is ze een mysterie voor me. 10. Ik zag dit geschreven op een muur, en ik begreep het niet.
RODE LAARZEN
1. Ik zag je eens in mijn leven, maar ik zal je nooit vergeten, Het was eigenlijk allemaal in een flits, maar ik zal nooit vergeten, Ja, eigenlijk ging het allemaal zo snel, als bliksem, en je was zo ver weg, Het was al nacht, in duisternis en mist, Wel, eigenlijk zag ik je helemaal niet, Alleen je rode laarzen
2. Ik zag alleen je rode laarzen, Genoeg om me te betoveren, Genoeg om je nooit meer te vergeten, Ik zag deze laarzen eens in mijn leven, En ze waren zo ver weg, In duisternis en mist, Maar genoeg om mijn hart in de problemen te brengen, Genoeg om mijn hart in pijn te brengen
3. Gisteren ging ik naar de plaats waar ik die laarzen zag, Daar op dat kleine eiland in het meer, Ik zwom er naartoe toen het dag was, Ik werd wakker in het ziekenhuis, Mijn geheugen was weg
4. Een vrouw met rode laarzen bezoekt me, Ze zegt dat ze me kent, maar ik kan haar niet herinneren, Elke dag gaat het beter met me, Maar vandaag kreeg ik een flits, Het ging snel als bliksem, Een gewaarwording dat ik haar ken en haar rode laarzen, Wel, vooral haar rode laarzen
5. Druipend bloed, Maar het was gewoon een vrouw met rode laarzen, Oorlogen, Maar het waren gewoon haar rode laarzen
DE VERGETELHEID
1. De rode zon wordt duister in de nacht, De rode zon spuit vrees en woede, De rode zon klimt op tot de overwinning, De zon van bloed spat uit elkaar boven de zee, Om de wateren tot bloed te maken, De zeeen worden van bloed
2. De ogen der meesters vallen uit, Zij zinken in vergetelheid, De zon van bloed is verschijnende, Zwart wordende in de nacht, Om woede en vrees te spuiten
3. Zij verzamelt schedels in de duistere nacht, Zij draagt hen tot de rivier, Om hen op palen te steken, En in haar hut te leggen, Zij jaagt in de duistere nacht
4. Waar alles in vergetelheid eindigt, Wie zal oprijzen van hier ? Wie zal opzwemmen over de waterval ? Hier is alles naar beneden gestort, Ter pletter gevallen op de scherpe rotsen, Wie zal oprijzen van hier ?
5. Zij beschuldigt in de duistere nacht, Wanneer de zon van bloed zal rijzen
6. Het ijs slaat en striemt, En brengt het gif van illusies, Totdat de zon van bloed geboren wordt in de duistere, koude nacht, In de diepte roept zij, Haar stem sterft weg in de nacht van ijs, Maar haar adem is in hun nek, Zij kunnen haar niet van zich afslaan, En zij begraaft hen in de duistere nacht, Onder sneeuw en ijs,
7. Zij laat hen wegzinken in ijzige zeeen, Zo komen zij tot hun einde
8. Zij is een boek van spreuken, Duistere spreuken staan op haar hart getekend, Zij spot met allen die denken iets te weten, Zij misleidt hen en lacht, Zij geeft hen wat ze willen, maar het zijn haar strikken
WITTE BLOEMEN VELD
1. Ik loop met haar over een pad door de witte bloemen velden, Het trauma heeft geen plaats hier, Want er is diep zicht, Wij kijken door de herinneringen heen
2. In het witte bloemen veld greep ik haar hand, In de stad zouden ze dat het huwelijk noemen, Maar het is kennis, de kennis raakte haar aan
3. In de stad noemen ze alle dingen anders, Daarom ben ik tot het witte bloemen veld gegaan, Ik kan hier waarnemen hoe dingen echt zijn
4. Het is altijd weer anders dan mensen zeggen, Het begint altijd in je hoofd te draaien, En dan weet je het niet meer
5. Door het dal van de witte bloemen velden, Komen wij tot de gelijkenissen, Dit boek is er vol van, Zij strijden allen om het boek van het witte bloemen veld
6. Het witte bloemen veld, Ik vond jou daar, En nam jouw hand
7. Het leidde mij tot de overkant van het witte bloemen veld, Waar ik jouw sieraden zag, Zij sluiten alle deuren en ramen, Zij sluiten de gordijnen, Zij nemen afscheid en vertrekken, Als een witte bloem die vaarwel zegt, Als een geheim achter de schutting
DE ONTWAKING
1. Ik loop door een kunstgallerij, Overal hangen schilderijen, Dan kom ik tot het centrum, Waar ook schilderijen hangen, Ik loop naar het schilderij van de witte bloemen velden, En val daar op mijn knieen
2. Hebben we niet zoveel afgoden gemaakt ? vraag ik aan het schilderij, Zij spreekt : Het is een cirkel van paradoxen, Alle mensen om je heen, Alle dingen
3. Ik steun en zucht in mijn hart, Wanneer houd het op ? vraag ik, Zij spreekt : Het is de dans van de ontwaking
4. Ik kijk om me heen en bevind me in een paradijs, De bloemen zijn een beeld van de cirkel van paradoxen, Ik kan niet ophouden naar hen te staren, Ik ben nog steeds op mijn knieen
5. Ik vraag : Wat moeten we met het mysterie van religie ? Ze spreekt : Het is een onderdeel van de literatuur, Blijf lezen, en het zal vanzelf opgelost worden
6. En ik kijk in het gezicht van de ontwaking, En ik zie de donkere nacht worden tot bloemen, Zij groeien in het water
DE BRUG
1. Ik kwam tot de brug, waar vele moeders waren met hun kinderen, En mensen, veel mensen, De brug was wijd en wit, En ze spraken dat ergens in het midden van de brug, Daar is geen tijd meer, Daar is een mist waar iedereen elkaar verliest
2. Ik vroeg me af waarom zoveel tot deze brug gekomen waren, Maar ik zag in dat er geen andere keus was, Er was een oorlog in hun land, En hun land zou in vuur vergaan
3. En men schiep religies, om aan de macht van de brug proberen te ontkomen, En men begon te twijfelen aan het verhaal van de brug
4. Ik ging de brug op, en liep door totdat ik in witte bloemenvelden kwam, Ik zag niemand meer, ik was helemaal alleen, Plotseling voelde ik een hand, En ik ontwaakte
5. Aan de andere kant van de brug was ook een oorlog, Ook dat land zou in vuur vergaan, Er was alleen leven op de brug
HET NACHTIJS
1. Zovelen komen tot het nachtijs, om te vluchten in de nacht, Zij leidt daar, Zij met de witte laarzen, Zij laat het grote spel beginnen
2. Hoe ver zullen zij komen in het spel ? Sommigen proberen haar te grijpen, Maar zij struikelen, Hier kun je niets grijpen, Alles glijdt weg
3. Zij vallen tot het begin van het spel, Maar ditmaal is zij niet daar
4. Op het nachtijs proberen ze verder te komen, Te ontsnappen aan de nacht, Maar zou het ijs hen houden ? Daar schieten ze diep weg in de rivier, De nacht houdt hen vast
5. In het nachtijs zijn vele scheuren, Vele manieren om weg te glijden, Om terug te gaan tot de nacht, Totdat zij het nachtzicht vinden wat op hen wacht
6. De morgen is vriendelijk en streelt hun gezicht, Maar wat is de diepere nacht dan ?
7. De morgen bedriegt, ik heb het zelf gezien, De morgen lacht je uit, waar de ontwaking slechts een keten is, Wat is dan de diepere nacht ?
8. Het nachtijs lacht, leidende tot de morgens, Maar Zij met de witte laarzen leidt tot diepere nacht, Zo is het altijd geweest, Het grote spel van dag en nacht
9. Zij leidt de weg, Zij leidt het pad, De nacht is op een hoge berg, Terwijl de ochtend in het dal de dwazen misleidt
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 23, 2015 12:59:56 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 23, 2015 12:59:56 GMT 2
RIVIERBLOEMEN
1. Ik verlies alles in de rivier tussen de rivierbloemen, In eenzaamheid kom ik tot de overkant, Waar ik Haar tegenkom, Zij met de witte laarzen, Ik kom tot Haar met niets, Alles heeft Zij weggenomen
2. Het steekt als de roos, Totdat ik ontwaak in haar armen, Zij is het grote spel, De speelkaarten van herinnering
3. Er is hier geen toekomst, Alleen de spelletjes van het verleden om tot de oorsprong te komen, De toekomst is waardeloos
4. Er zijn boeken en schilderijen van mijn herinneringen, Zij leidt mij tot de juisten, Er is een spoor hierdoor
5. De kaarten van het trauma zijn belangrijke sleutels in het spel, Zij openen boeken en sluiten de deuren van de hel
Ik kijk naar de kaarten van mijn wapens, Zij waren eerst herinneringen
6. De legers worden opgesteld, Om te zien wie er zo dom is om aan de oorlog deel te nemen En wie de kennis heeft om de gezichtspunten te veranderen
7. De rivierbloemen groeien diep, Het water is hier zoet en sappig, De kruidige kelken lozen het verhaal
8. Ik steek mijn hoofd in zo'n kelk, Ik kan weer ademen, Het kruid van de rivier in mij
9. Zij is op een bed van bloemen, Met kruid in haar haar vertelt ze het verhaal, Het gegrom van beesten
10. Ik durf niet dichterbij haar te komen, De zon van het rode is op haar, De zon van de rode bloemenvelden, De sappen wellen diep op in haar
11. Wanneer het sap de takken raakt zal de morgen niet komen, Alleen de nacht is daar
12. Zij kan de nacht niet verstaan, Zij maakt haar eigen nachttaal, tegemoetkomende tot het verhaal
13. Haar nachttaal kent niet, en zal nooit kennen, Zij schiep dit mysterie eens in een wonder, De nacht dompelt altijd onder, Voelen kan het niet, maar het heeft haar eigen zintuigen, Die stadse kennis is niet voor haar
14. Diep wellen de sappen op, De kruidkelken vol onverstaanbaar genot, Ik ben nu dichterbij gekomen, Maar het raakt mij niet aan
15. Andere zintuigen zijn hier, Haar stem spreekt als een onderverdeling tussen groot en klein, Zonder geluid, maar als de wind
16. Het grote is de kermis, En het kleine is de speler
17. Kleine speler, verloren geraakt in een ballenspel, Verloren geraakt tussen speelkaarten, Verloren geraakt in de onderverdeling tussen het spel en de speler, Zij leidt tot de kruidkelken, om dieper tot de nacht te gaan, Alles is hier achter glas, Het geheim van de narcis achter de ramen
18. Je komt hier nooit aan, Altijd ronddraaiende, Totdat de wind je wegduwt
DE ORKAAN 1. Deze bruggen zijn gemaakt van bruine bloemen, Bruggen tussen jou en mij, Waar leiden zij naartoe ? Wanneer ik naar jou kijk, vaag ik weg, Wanneer ik aan je denk, laat ik je wegglijden, Dit is hoe ik mijn boog grijp, Maar ik bereik het nooit 2. Ik kan niets bereiken, en ik denk dat dit nog maar het begin is, En dan bevind ik mijzelf in een bruin bloemenveld, Alleen in de bruine nacht, Een nacht in vele jaren, Kan ik zijn in de bruine bloemenvelden, Deze bruggen tussen jou en mij 3. De pijl raakte haar hard, Het was diep, we zagen haar vallen, De pijl bracht haar over de bruggen, Tot de donkere nacht, Tot bruine bloemenvelden 4. Paarden van vuur in de lucht, De geur van kermis overal, Zij zijn gekomen met zoveel soldaten, Rijs op in de lucht, zeg al uw moeders vaarwel 5. Ik zal het begrijpen, deze onsterfelijkheid, de lelie, drijvende op de waterstroom, drijvende op de waterdroom 6. Ik wacht op het schip. Neem me op, neem me mee met jou, Naar een plaats van witte sneeuw en dauw, Ik wacht op het schip, Langs satijnen voorhangsels 7. Ik wacht op mijn schip, Het is mijn schip, Ik heb de hoogste rang, Als je niet doet wat ik zeg, Dan zal je daarvoor gestrafd worden, Want jij bent een lagere rang, En ik ga niet veel uitleggen aan lagere rangen 8. Ze heeft haar speer opgeheven, En dan slaat ze toe, Ze raakt mijn hoofd 9. Hij kan niet komen waar je bent, Vriend, ik zou niet tot je liegen, Ik weet dat je ook met dit trauma vecht, Het is een oorlogs-trauma, Ik was daar, en ik zag je 10. Waar zou ik zijn zonder een goede broek ? De viooltjes maakten het voor ons, Zij lieten de honing er doorheen glijden, Zij brachten ons door bos en woestijn, Volg hen naar de rivieren en de watervallen, Ze zullen hier maar één keer zijn 11. Het schip was belast met deze tragedie, Toen het donkerder werd stierf de kapitein, In de dieptes van de nacht, Het veranderde hun zicht op de wereld en de woeste zee, Het veranderde de manier waarop zij de tragedie behandelden 12. Ja, het witte lijden heeft tot mij gesproken, het is onsterfelijk tot mij, En je weet niet wie de waarheid spreekt en wie niet, Deze herinneringen, vliegende voor zijn gezicht 13. Niemand kan deze vrouw begrijpen, Niemand kan haar voetstappen volgen, Ze vagen gemakkelijk weg in de nacht, Ze vagen gemakkelijk weg in het zand 14. Wilde rozen groeien rondom het paradijs, Niemand kan binnenkomen 15. Alleen de orkaan kan haar weg er doorheen vinden, Klaar om steden in te nemen, Zij breekt het glas, En dan is alles brandende, Zij is de slager van de herinnering 16. Ik herinner het schip, Het schip waarmee ze mij oppikte, Zij is een lied in mijn hoofd 17. In haar haar vond ik de sleutel, Zacht en teder trek ik het eruit, En dan opent zij haar ogen, Alsof de bliksem inslaat, Alsof er nooit iets verkeerd was gegaan 18. Wat deed je ? vraagt ze, En valt dan terug in slaap, Zij is zacht en begripvol 19. Ik ben je slot en sleutel, Ik ben je hart, Ik ben je sieraad, jouw verscheurende, Ik ben je pijn en vreugde, Je nachtmerrie en je paradijs droom 20. Ik zie mijn leger op de muren, Zij marcheren 21. De geschiedenis steekt, Ik kan niet over deze berg komen, Maar in mijn dromen kan ik het 22. Ik staar naar de vissen in de rivier, Misschien is dat beter dan een herinnering, Ik open mijn dagboeken, En plotseling word het zwart voor mijn ogen … Ik kan beter mijn dagboeken verbranden, Maar deze herinneringen gaan niet weg, Je hebt me te diep gestoken, Op hoge paarden rijdt je, Oh, wanneer ik je geheimen ken 23. Laat me de plaats zien waar je je tabernakel hebt, Ik hoor de liederen in de verte, De wind brengt me daar 24. Laat me je geheim zien, Laat me je schepen zien, Ik weet dat je hier ergens leeft, Alles zal wegvagen 25. Laat me de weg van de vis zien, Laat me zien hoe je zwemt, Laat me de pracht van de rivier zien 26. Oh, neem me weg tot het land achter de zee, Een speer door zijn hoofd, Om dieper te komen tot dit land achter de zee 27. Dit is niet het begin van het verhaal, Het is het einde ervan 28. Ik ren, brekende door muren, Want mijn herinneringen zijn naar mij op jacht, Ik ren, en dan val ik, Een herinnering heeft mij geraakt, Een pijl diep in mijn rug 29. En dan kruip ik tot de rode bloemenvelden, Wilde, rode bloemen, als bruggen over woeste rivieren, Zij hangen in mijn haar, als duistere sieraden 30. Ik vond jou in die grot, Jij en je paarden, Schilderijen aan de muren, Dit is een wereld in een schilderij
SURINAME 1. Ik ben in Suriname aangekomen. Vastbesloten het geheim te vinden waar iedereen over spreekt. De papieren roos, de naam voor een lange plant met papier-achtige roosjes, komt veel in Suriname voor, en nergens anders in de wereld. Ik staar naar de plant, met vreemde gevoelens in mijn buik. Een verlamming kwam over mij, en ik moest naar het ziekenhuis. Ik heb nu de ontmoeting gehad. Ik had hier lang op gewacht, maar het liep bijna verkeerd af. Ik was voor drie weken in het ziekenhuis. 2. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik loop dwalend rond en kan niet weg. Het lijkt alsof ik dood ben, terwijl ik leef. Ik heb het duistere geheim van Suriname ontmoet, maar nu ben ik in de war. Ik kan mijn gedachtes niet beheersen. 3. Ik ben niet gemachtigd om contact op te nemen met mijn familie. Ik krijg geen toestemming. Ik heb ook geen idee van wie ik toestemming moet krijgen. Ik denk dat ik gek aan het worden ben. Ik geef de schuld aan de papieren roos. Ik haat die planten nu, alhoewel ik weet dat ik misschien nu onredelijk ben. Toch heb ik het idee dat die planten duivels zijn. Ze worden vaak bij allerlei duistere rituelen gebruikt. 4. Ik voel me verward. Ik heb hulp nodig, maar durf het niet te vragen. Het is alsof het me verboden is. Het voelt alsof ik in een coma leef. In de nacht kijkt een vreemd houten standbeeld mij aan. Was ik maar nooit naar Suriname gegaan. Het is alsof iemand mijn geld en paspoort heeft gestolen, terwijl ik het nog steeds heb. Maar het dringt niet tot mij door. Niets dringt er tot mij door. Ik heb het gevoel alsof mensen mij niet horen, wat ik ook zeg. Ze leven gewoon door. Ik heb zelfs het gevoel dat het onmogelijk is dat iemand verstaat wat ik zeg. Ze horen mij wel, maar zij verstaan het niet, en het lijkt hen ook niets te kunnen schelen. 5. Ik weet zeker dat ik onder een vloek ben. Ik maak een lange boswandeling tot aan een rivier. Dan loop ik terug. Ik voel me opeens heel warm van binnen. Alsof iemand mij wel begrijpt, of een gevoel dat alles wel goed komt. Maar dat is maar een flits. Als ik terug kom op mijn kamer ben ik depressief. Het wordt zo erg dat ik weer een wandeling maak naar de rivier. Ditmaal voel ik alsof ik gewapend ben, maar ik ben onbewapend. Iets of iemand speelt een spelletje met mij. Het is alsof ik aan de drugs ben, maar ik heb die troep nooit aangeraakt. Of zou iemand iets in mijn koffie hebben gedaan ? Ik ben mezelf niet meer. 6. Iets is over mij gekomen. Ik heb ook het gevoel dat ik niet goed meer kan praten. Alsof niemand mij kan horen, of in ieder geval dat niemand mij begrijpt, alsof ik in een andere taal spreekt die niemand verstaat. Ik begin wanhopig te worden, hopeloos. Ik voel me opgesloten. Iemand heeft iets in m'n hoofd gedaan. Ik heb koppijn. Het is alsof ik opgesloten zit in mezelf, en iemand heeft de sleutels weggeworpen, zonder enig mededogen. 7. Het is alsof er een sieraad in me zit wat ik niet kan bereiken. Dan begint het sieraad te branden, en ik begin weg te smelten. Ik kan het vuur ruiken. Nu denk ik echt dat ik gek ben geworden, verdwaasd, krankzinnig. En dat terwijl ik me zo op deze vakantie had verheugd. Ik weet dat ik niet meer terugkan. Iets houdt mij tegen. Iets heeft mij naar de keel gegrepen. Iets met een witte jurk. Ze loopt op sandalen. Zou het een geest zijn ? Of verzin ik maar wat. 8. Ik heb het gevoel dat er hier een oorlog is, en dat ik tot het leger wordt geroepen. Ik smijt het boek op de tafel wat ik aan het lezen ben. 'Is het nu afgelopen ?' roep ik. Het is alsof ik bezeten aan het raken ben. Ik voel het schuim bijna op mijn mond komen. Ik maak veel speeksel aan. Wanhopig val ik op mijn bed. Ik begin aan mijn haren te trekken, en wild met mijn hoofd te schudden. Iets is binnenin mij gekomen. Ik krijg het er niet uit. 9. Ik voel me dromerig. Ik heb nog steeds geen contact met mezelf kunnen krijgen. Het is alsof ik mezelf niet meer kan bereiken, alsof ik uit mijn eigen handen ben weggegleden, in de diepte, verdronken. Ik voel me als een pop, of alsof ik als een pop ben, en ik houd mezelf vast, maar ik kan mezelf niet bereiken. Ik ben onbereikbaar. Ik kom er niet meer doorheen. 10. Ik weet weer waarom ik hier ben : voor de juwelen. Maar de juwelen hebben mij opgesloten. Ik kwam om juwelen te zoeken in de bossen, maar het was te gevaarlijk. De wachters van de juwelen hebben mij opgesloten. 11. Ik begin een reclame bureau in Suriname, ook om adviezen te geven wat betreft reclame. Vorig jaar was een verschrikkelijk jaar. Ik heb mezelf bij elkaar kunnen grijpen, maar ik wil niet weg nu. Eerst kon ik niet weg, en nu wil ik niet weg. 12. Het is weer mis. Alle ellende is teruggekomen. Ik wil niet meer leven. Ik wil van deze planeet vertrekken, maar ik kan niet. Ik probeer de dood te vinden, maar deze vlucht van mij weg. Iets roept mij op voor de oorlog. Maar dan enige tijd later beland ik in het ziekenhuis. Ik voel me gebroken. Ik ben verwond, misschien zelfs dodelijk. Mensen vertellen me dat ik ergens ben ingesprongen. Het was nogal van een grote hoogte. Ben ik mijn verstand aan het verliezen ? Ik kan niet tegen de smoelen van deze mensen, die hypocriete, duivelse glimlachen. Ze voeren iets in hun schild, ik weet het zeker. 13. Iemand zingt liedjes tot mij waarvan ik rustig wordt. Ik lig nog steeds in het ziekenhuis. Soms ben ik bewusteloos. De verpleegsters zijn wel aardig hier. Ze zingen voor mij, en zeggen dat als ik weer beter ben, dan zullen ze met me zwemmen, in de rivier achter het ziekenhuis. Dat is al half in het bos. Het lijkt me wel leuk. Hun glimlachen zijn mysterieus en zoet. Ik heb vol vertrouwen in hen dat zij mijn leven beter zullen maken. 14. Eén van de verpleegsters neemt mij mee in haar auto. We gaan diep het bos in, naar een rivier waar krokodillen leven. Zij laat me ook een plant zien genaamd de papieren roos, een lange plant met bijna papieren roosjes. Ik schrik. Ze houdt mijn hand vast, maar die duw ik weer weg. Ik ben ineens heel paranoide. Ze vraagt me wat er gebeurd is, maar ik ren weg met schuim op mijn mond. Ze komt mij achterna. Dan lijkt het alsof ik een klap op mijn hoofd krijg. Even later wordt ik wakker in het ziekenhuis. 15. Ik denk dat er iets goed mis met mij is. Ik ben opgesloten in een nachtmerrie, alsof ik in een coma ben. Daarom kon ik hier nooit weg. Ik kan niet goed nadenken. Ik kan niet tellen. Ik wil weg, maar ik kan niet. Ik probeer weg te kruipen, maar ik ben als een verlamde. Alles is zo groot en ver weg om mij heen. Het is alsof ik in de maag van een beest ben, een roofdier. Alles gaat zo traag. Ik heb het idee alsof niemand om mij geeft, maar toch heb ik het gevoel dat het goedkomt. 16. Ik lag in warm water. Het gaf me hoop. Eventjes kon niks me nog schelen. Ik heb het gevoel dat ik meer in mijn dagboek moet schrijven. Dat doe ik bijna niet. In mijn dromen groeien planten met witte bloempjes in mijn kamer. Het is alsof ze zullen komen om me te halen. Er groeien witte bloemen in mijn hoofd, planten met witte bloemen, weelderige struiken, die een wit zaad verspreiden. Het maakt me warm van binnen. 17. Ik dacht dat Suriname zo meedogenloos was, maar nu heb ik haar geheim gezien. Alhoewel ik mezelf misschien wat teveel bemoedig nu. Wat hebben die witte bloemenstruiken in hun zin ? Ze hebben doornen als ik ze dichterbij bekijk. Er druipt bloed vanaf. Ik moet even neerliggen. Ik herken deze plek. Had ik dit niet in mijn dromen gezien ? Ik was op weg naar een witte stad, met zoveel anderen, maar toen brak de ladder af. We vielen allemaal naar beneden. Het was een bodemloze put, met veel vuur. Duivels waren rondom ons. Een huis van medelij neemt ons binnen, maar dat bleek valse medelij te zijn. Ik kan niet meer nadenken. Alles duizelt mij voor de ogen. Hier leeft valse genade, een beest. 18. Toen kwam het. De struiken namen bezit van me, alsof rivieren me overstroomden. Ik was in een droom. Ik was als Doornroosje, maar Doornroosje stierf. Ze werd door teveel doornen geprikt. Het was een deel in mij wat stierf. Ik bevond mijzelf in een wilde zee, totdat ik aanspoelde op een strand. Iemand kwam tot mij, en hielp mij op de been. Toen bracht zij mij naar haar huis. Ze glimlachte. Ik staarde naar haar. Ik kon niet denken. Alles stond stil. Ik ben nu meerdere personen. 19. Ze is een moordenaar, nogal periodiek. Ik ben te zwak om tegen haar op te staan. Ik ben nu meerdere personen. Zij heeft mij gespleten. Ik kan mezelf niet vinden tussen alle maskers. 20. Ik ben meerdere personen nu, uit elkaar getrokken, verscheurd. Zij is een moordenares. Ik ben door de verkeerde persoon gered. De enige die ik nog heb is mijn dagboek. Zij houdt mij onder schot en bedreigt me. Haar stem klinkt door mijn hele lichaam, als donder en bliksem. Ik sta in vuur. Ik sta in brand, maar dan besef ik dat ik een deel ben van een plant. Ik ben een deel van een struik, en ik groei naar boven. 21. Een plant met gele bloemen, het is als drugs. Over die brug kwam ik hier. Wie heeft mij zo gemaakt ? Er moet een uitweg uit dit doolhof zijn. Ik ben bezeten en gespleten. Ziek zijn in Suriname is geen pretje. Ik kon er wel in, maar niet meer uit. Het vuur der dwazen brandt hier. Als dollen dansen zij er omheen. Ik doe niet mee. Een groter kwaad is er nooit geschiedt. 22. Ik hoop dat ze nooit mijn dagboek leest. Ze schijnt er geen interesse voor te hebben, dus ik schrijf door. In de nacht heb ik wel haar dagboeken gevonden. Ze schrijft over mij. 23. Ik ben in een halve coma. Ik kan me niet goed bewegen en niet goed ademen. Het is de aanval van de plant. De struik heeft genomen, en laat haar doornen inzinken. Buiten is er donder. 24. Ik ben bang dat zij mijn dagboek leest. Daarom verdraai ik de woorden. Ik lees haar dagboeken in de nacht. Zij zijn duister. Ik denk dat ik gek wordt. Schuimbekkend rol ik op de grond, totdat ik mij weer optrek aan de lange planten met bloemen. Ik trek mezelf op aan de struik. 25. Planten met blauwe bloemen. Het paars groeit aan de randen van de rivier, als het paarse vuil. Het zijn paarse bloemen. Diep kijk ik in haar ogen en zie hetzelfde. Het is bijna als een spiegel. Ik probeer de diepte van haar ogen te zien. Het paars bedekt hier alles. Ik heb het gevoel dat ik in cirkeltjes draai. Hetzelfde is mij al eens eerder overkomen. Ik kan niet losbreken. Ik moet geholpen worden. Maar de hulp komt niet. 26. Het grote syndroom van Suriname heeft mij in haar macht. Het is als een verslaving aan drugs. Ik kan de ketenen niet doorhakken. Moed heb ik niet om dit syndroom in detail te bespreken. Ik praat er slechts omheen. Ik ben zo gemaakt. Het is mijn aard geworden. Ik drink van de bloemenzee, en stik bijna in haar zaad. Warmte komt met golven om mij heen. De witte stad komt in zicht, maar verblindt mij. 27. Ik draai en woel in mijn bed. In de rivier hangen de witte bloemen diep, met een zwaar gewicht. 28. Iedereen zonk weg in de witte golven, en vele schepen vergingen. Ik klom door, hoger de stad in. Ik durfde niet achterom te kijken. Ik hoorde gekrijs, en mensen riepen : Stop. Maar ik liep door. Ik was in Suriname. Alles loopt over in de wildernis in de diepte van de witte stad. Het is een schuimende zee, wild golvend. Ik kijk erna, en het is alsof ik in een coma ben. Niemand kan mij horen. Niemand kan mij verstaan. Het is alsof er nooit communicatie is geweest. Niemand kan iets overbrengen. Ik zink weg in de witte zee. Wij zijn aan ons lot overgeleverd. Oh, was ik maar nooit naar Suriname gegaan. 29. Ik herinner de droom over het witte hek. Het trekt me tot de wildernis, maar laat me nooit door. Het trekt me dieper en dieper totdat ik vastraak. Is dit het grote Suriname ? Is dit het witte hek ? Het is een vreemd hek, met vreemde muziek. De muziek zo traag en subtiel. En voordat je het witte hek bereikt kom je tot een stad waarin je altijd verdwaald. Het neemt je tijd in beslag. Het neemt alles. 30. Ik sta op en schreeuw over alles wat me is ontnomen door het witte hek. Ik wil het terug, maar golven overweldigen mij, en nemen mij mee, dieper tot het witte hek, als tot een ladder. Een pen wordt in mijn hand gedrukt, en ik moet veel schrijven. Ik moet een boek schrijven over Suriname. Ik moet tot haar geheimen doordringen. 31. Ik heb het trauma in mijn hand, maar dan wordt het rustig. Ik hoor het witte hek ruizen op de achtergrond, spelende haar muziek. Het doet pijn, maar de steek gaat eruit. Ik moet een wit boek schrijven. Ik wil wegrennen, maar golven overweldigen mij.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 23, 2015 20:02:42 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 23, 2015 20:02:42 GMT 2
WATERPLANTEN
1. Zij komen uit de diepte,
Zij groeien in het water tot het land,
Een spoor door de wildernis,
2. Wanneer ik zink in de rivier, vinden zij mij,
De waterplanten van mijn herinneringen tot de jouwen,
Totdat wij niets meer weten,
De tijd stopt hier
3. Alles drijft naar de afgrond, maar er komt weer zoveel uit voort.
Alles zal uiteindelijk vergaan.
4. De oppervlakkigheid is wijd en breed, zo oneindig horizontaal dat het diep is.
Het ravijn getuigt van een loze eeuwigheid waarin alleen de momenten sieraden zijn, van onpeilbare waarde. De aardkloot zit vol van geheimen, de tijd is de schat, de eeuwigheid is nutteloos.
DE NARCIS
1. Het sap wat in onze hoofden opwelt, Sluiers van het paradijs, De kelken exploderen in onze gezichten, Om hun warme sappen los te laten, Zo lozen zij de nieuwe natuur
2. Aan het nachtijs komt geen einde, Het wonder geschiedt binnenin, De narcis verkondigt het einde van het spel, En dan is alles in de boeken
3. Het laatste wat je tot me sprak is nu een schilderij, Ik staar ernaar en het doet me niet meer pijn, Ik kan nu afstand nemen, maar ik tril nog steeds na
4. Ik weet nog wel dat ik bloedend uit dit schilderij kwam, Met scherven in mijn hand, Maar nu gaat het beter met mij
5. Een vreemd gevoel dwaalt door mij heen als ik ernaar staar, Als sappen van rozenkelken die door mij vloeien, Als de wondermelk
6. Nectar en honing zijn mijn vrienden, Het is de adem van levensgeluk, Plezier om het spel wat is gewonnen, Genot om de aarde die niet meer bedrukt
7. De smaak van drop op mijn tong, Als het nachtzicht wat daar rust, Het speelgoed van de nacht
8. Warme sappen in mijn laarzen, Mijn mond is vol van levensmelk, De aarde verzegelde het verleden
9. Zoveel stormen die de zee dragen, Het bruist met levenssap, Eindeloosheid van de nectar, In stukken gesneden door de paradox
10. Alles gaat in cirkels hier, Het leven houdt op en gaat dan door, De narcis houdt de schepen af van het geheim, Alleen het morgenrood zal het zien
11. De eeuwige nacht van ijs, De leugen overvloeiende in de waarheid, Totdat het rode ontwaakt, Tot rode bloemenvelden ging ik, In het huis van de rode zon
12. De zon van rode bloemenvelden, Als een geheim opwellend in de lucht, Waar zoveel stemmen haar hebben doen ontwaken
13. Tot de schutting gaan wij, tot het hek, en dan er overheen, Wij rennen tot een nieuw geluk, Tot de speelkaarten van de rode nacht
14. Oorlogsgeluk, De soldaat op het paard tegen de piraat, Is slechts een bloemenveld die de getijen weerspiegelt, Het geluk van het overvloeien van de seizoenen, Van de leugen tot de waarheid
15. In haar taal hebben ze allen een plaats, Totdat de rode sneeuw het raadsel openbaart, Rode drop om het verstand te genezen
16. Tot de rode zee gaan we, Het verstand versluierd met rode drop, Het leven is geen gokspelletje, Het leven is geen genade, maar loon, Als honing voortgebracht door belasting
17. De speelkaarten vertellen een verhaal, Een zoete droom, voortkomende vanuit de nacht van ijs
RODE BLOEMEN VELDEN
1. Ik liep op een pad door rode bloemen velden, Plotseling was daar donder en bliksem, Grote angst greep mij aan, Zij voerden mij weg, ik was in een leger, Op een groot schip werd ik gehesen
2. Tegen piraten werd er gestreden, Vleesetende bloemen, Het lam van grote terreur
3. Grote vrees was tot de aarde gekomen, en ik kon de velden van de rode bloemen niet meer terugvinden
4. Moordende vissen in de zee, En alles overstroomde, De golven namen mij mee
5. Zoveel schepen splitsten in twee, Zoveel schepen gebroken, Door de hoge golven van de oceaan
6. Mijn tong proefde van de dauw, Maar ik kon niets zien, Waar was ik ?
7. Ik opende mijn ogen, En ik was weer tussen de rode bloemen, Maar zonder pad
8. Zij grepen mij weer, en namen mij tot een groot spel, Speelkaarten lagen op de grond, Ik moest het pad verdienen
9. Gedaald tot onder het gele ben ik, een toekomst heb ik niet, alleen wat oude boeken om in te vergaan.
10. Zij hebben de stilte aanbeden. Ik verlies steeds mijn bewustzijn, en draai in hun wateren, terwijl ik slaap, zo diep slaap.
11. Ik weet niet wie of waar ik ben, Stemmen golven door mijn hoofd, geef mij oorlog in mijn handen.
12. Regen van wespen, koningsgevecht, laat mij dalen in 't oorlogsbed. Regen van wespen, oorlogsgebed, laat mij dalen in het jagersbed. Om te zuiveren het gele, duizend duizendmaal, op het altaar van de wilden, tot oorlogsmaal. Regen van wespen, laat mij dalen in het indianenbed.
13. Honderd duizelingen, brengen mij tot aan Haar holen. Ik zie haar vogels daar staan. Zij brengen boodschappen van haar. In gouden enveloppen, met het gezuiverde witte.
14. Honderd duizelingen, laten mij dalen, in haar bed, en haar paarden liggen daar, om verhalen te vertellen.
15. Als duizend duizelingen, om te dwalen in haar bossen.
16. Duizend duizelingen, ik val steeds weer in slaap. Maar mochten zij het eens verstaan, dan begint het liedje van voren af aan.
17. Duizend duizelingen, toe, neem mij mee. Mijn hoofd wordt zwaar, ik voel de pijlen. Zij willen mij splijten, mijn hart doorboren. Onder het gele spelen zij.
18. Ik ben hun spel niet meer. Ik wil het niet meer wezen. Toe, neem mij mee. Oh, zegel dit gedicht, opdat zij de boodschap niet kunnen zien. Ik kan niet rechtuit spreken, want een duistere gestalte staat naast mij.
19. Diepgaande belevenissen turen door het raam. Ik kijk naar jou, jij kijkt naar mij, maar dit moment zal ooit ook weer gaan staken. Diepgaande herinneringen tussen jou en mij, turende door de ramen, maar snel verdwenen zijn zij
20. Tussen jou en mij is niets meer, alles weggebrand. Morgen is er ijs, de prijs van de herfst, de winter komt. Sterker dan vuur, de klauwen laten los.
21. Het huis van dokters, na het gevecht, geen weg meer terug, op weg naar nieuwe kusten, nieuwe morgens, maar zij zullen ook vervallen, als snippers in de regen, weerspiegelen vreemde gezichten, bakkergezichten tussen jou en mij.
22. Niemand zal zaken doen, er is niets meer, alles is voorbij. Alles gaat voorbij, ik tuur door het raam, naar vage herinneringen, ik ken ze niet eens meer bij hun naam. Als wezen spelen zij daar, ze zien mij niet, ze zijn te ver weg, als de morgen nu maar komt, dan ben ik voor altijd weg.
23. We kunnen niets voor altijd dragen, aan het einde der dingen zijn we vrij. Herinneringen draag ik bij me, ook zij zullen vergaan. Waar grijp ik naar ? Ik voel me spastisch, niets kan ik bereiken. Alles gaat voorbij.
24. Ik kan niets vasthouden. En als ik het doe, doet het pijn. Nee, ik laat alles los, voordat het mij loslaat. Ik ben te bang om nog eens te vallen. Ik ben nu ver weg, niets kan me meer raken. Ik kan niet meer grijpen, ik ben verlamd, maar nog steeds sta ik stijf, Snippers aan het einde van de dag, schaduwen van het verleden en toekomst.
25. Een huis bouwen kan ik niet. Niemand kan ik verstaan. Ik ben als doof en blind, alles zal vergaan.
26. Ook nachten gaan voorbij, en dingen worden kouder, Een nieuwe vogel vliegt, achterlatende zijn pasgeboren jongen. Alles gaat voorbij, en scherpe dingen worden zachter, alles gaat voorbij, ook de herinnering tussen jou en mij.
27. Ik kan er niets aan doen. Zij regeren daar met vuur en vlam. Het is te laat, niks meer te blussen. De rode bloemen velden hebben mij gevonden, hun verloren kind, hun boodschapper zo lang geleden uitgezonden.
28. Zij is dan de wever van het roze en dat wat onder het roze is, tot aan het spiegelende roze. En Zij sprak : Ziet dan, de heilige traan is vleesgeworden. En deze traan kwam van onder het roze, en zij was als de staart van een vis.
29. En zij heeft dan een schip van tranen, leidende tot onder het roze, zo ook de roze verbinding reikt tot onder het roze, en daar zult gij grote geheimenissen zien. Gij zult dan de paradoxen van Haar kennen. Want zonder hen zou er dan geen vruchtbaarheid wezen.
30. En zo is dan ook de roze verbinding, die als Haar tepel is, vol van haar paradoxen, waarmee zij de aardbodem zuivert, en het heeft de aanblik van een gebroken spiegel, als een brandend edelsteen.
31. En zo is dan de roze verbinding als het schip van tranen en haar schoot, en ook gij kunt opnieuw geboren worden. Laat de roze verbinding alles transformeren in eigen plaatsen. Ziet alle dingen bij elkaar dan als Haar kunstwerk, als een geheime boodschap, wachtende om vertaald te worden en getransformeerd.
32. U staart diep. U heeft mij net nog aangekeken. Als het spotkleed hing u over mij, met een speer in mijn zij. Kind, Ik heb het afgelegd, en aan jouw gegeven, die erfenis van het verleden. Het heeft mij tot zaligheid gedreven, jij moet er ook doorheen, het is maar voor even.
33. U staart diep, zo fragmentarisch. Zoveel woorden van elkaar gebroken. Ik weet niet waar zij mij leiden. Ik kan het niet verstaan. Moeder, bent u dan eindelijk gekomen, uw kind heeft zolang op de uitkijk gestaan.
34. Moeder, ze hebben mij alles afgenomen. Zelfs mijn dromen, zij zien me niet meer staan. Ik heb mezelf zo vaak verminkt. Ik kan het niet meer aan. Zoveel wazen voor mijn ogen. Als 't vallen in een diepe put. U heeft mij opgevangen.
35. Ik ben verstrikt in U. Geen weg eruit, ik zal hier moeten blijven. Ik weet niet alles, maar ik ken het leven. Alles is maar voor even.
36. Het steekt me diep, maar U bent het die mij riep, Als een echo uit de nacht, makende al het harde zacht, Zoveel draden van kennis geweven door mijn wonden, totdat alles tot onder het roze zakt.
37. Ik weet niet hoe ik het moet afleggen. Het steekt zo diep, en trekt mij steeds weg, en alles doordringt mijn ziel en bed.
38. Ik voel mij zo zwak, ik kan niet staan. Ik beef en alles draait om me heen. Heeft U mij tot U genomen, of ben ik heel vreemd aan het dromen.
39. Ik voel mij ziek, de dood nabij. Ik ben al weg, mijn schaduw is nog hier.
40. Ik heb de moed verloren om nog terug te gaan. Als het spotkleed hingen zij over mij, met een speer in mijn zij. Aan mij gegeven, de erfenis van het verleden. Ik weet niet waar ze mij leiden, ik kan het niet verstaan.
41. Ik zit in hun vurige karren, zij zijn mij voorgegaan. Het is allemaal al doorleefd, alles is al opgetekend. Als het lichtend schuim der rozen, werd ik meegenomen. Ik moest wonen op een brug waar twee legers elkaar bevochten, totdat het vuur der rozen steeg, en de zoete honing en de zwijm begon te stromen.
42. Als liederen versmolten, ik kon haar niet bereiken, zoveel trauma's kende zij. Zij kon niet meer spreken, zij kon mij niet vertrouwen. Zij kon alleen maar steken, als een roos in een diepe vallei. Op mijn benen kon ik niet meer staan.
43. Ik kan ook niet meer denken, alles is doorstoken, door de doornenstruik. Ik kan me niet bewegen. Ben verstrikt in uw twijfel, onzekerheid bevroor mij. Ben nu een bloem in uw vallei. Na een harde nacht, makende alles zacht, zoveel draden van kennis en zachtmoed, geweven door mijn wonden, totdat alles onder het roze zakt.
44. Nu ben ik dan in distelzee, de rozen steken mij, totdat ik ontwaak in tederheid, tot het zachte ben ik gedaald, tot onder het roze, waar rozen met spiegelend roze mij betoveren. Ik ga nooit meer terug, maar een diepe koorts overvalt mij, als een zwarte brandende deken, waar hun ogen mij hebben bekeken, in hun boeken schilderden zij mij, onder het gele. Kun je mijn hand raken, er is prikkeldraad tussen jou en mij, ik hoor je gillen, wij zullen alles krijgen, als we onder het bruine zijn gezakt.
45. Plotseling, heb jij dat ook gezien, al die bliksemflitsen. Zij komen ons weer halen, totdat wij onder het bruine zijn gedaald. Ik kan mij niet bewegen, en jij kan het ook niet. Zij zullen ons opnieuw beschilderen, zij zullen ons opnieuw bewaap'nen.
46. Tot onder het bruine zullen wij komen, waar rozenschuim op ons wacht, door de staf van een vierde dood geslagen, waar de ochtend is vergaan, verdronken in een nieuwe nacht, waar iemand onder het bruine wacht.
47. Schilderijen in de nacht, Ik toonde haar mijn wonden, dalen van dauwtranen. 't Was tijd om binnen te gaan, in 't veld van schilderijen, Wij worden hier beschilderd, In boeken zullen wij veilig wonen.
AMALEK 1. Met geduld en passie probeerde zij ons te lokken tot de tuin. 2. Er was een doodslucht in de tuin, waarin zij die zich niet konden beheersen leefden. Altijd liepen ze hun begeertes achterna, als in een roes. Zij waren de schone slaapsters, de volgelingen van alles wat mooi en duur was. 3. Zij riep vanaf de berg, vanuit de wildernis. Deze paadjes zijn afgesloten door de plaatselijke gemeentes. De kus wekte haar op tot de wildernis, omgeven door doornenstruiken. 4. Zij gaf aan paarden de macht om zich te verzetten tegen hun rijders. Maar haar kennis werd buiten de poorten van het kasteel gezet, en zij veranderde in een vlam, om te verwarren en te verleugenen. Zij gaf haar aanklagers over aan een dwaalgeest. 5. Zij had haar eigen koninklijkheid bewaard. Zij trok ons omhoog op het schip, toen de dauw ging vallen. Zij had haar eigen pad, en wilde niks weten van het verwende gemeentepark. 6. Daarom was zij onuitgenodigd, gehaat door velen, en gevreesd, maar niemand kon haar geheim doorgronden. Zij wist dat slechts hen buiten de kooi gekooid waren. 7. Ze hadden maar een fragment van haar vastgezet. Zij was natuurlijk veel groter. Zij leefde in plaatsen waar zij nooit zouden komen. Zij leefde in een mengsel van vuilheid in de dieptes van de wildernis, als sluiers van haar schoonheid. 8. Deze schoonheid werd geproclameerd door een genetische collage van juwelen. Zij ging over de muren. Zij van de smetvrees zouden daar nooit komen. 9. Hier in de diepe wildernis had zij haar huisje van snoep geplaatst, en was zij slechts een diepere inwijder. Het harnas van snoep lokte de soldaat tot een diepere strijd, de patronen van de wildernis. 10. Zij was het lijden van de jongen in zijn jeugd om hem te behoeden voor een veel groter kwaad. De kooi die zij hier had gebouwd was niets vergeleken met de kooi van de stad. 11. Zij bewapende haar kinderen en ontzag hen niet. Zij tuchtigde haar kinderen reeds vroeg, en daarom moest de heks dood. De stad wilde kinderen verwennen met een allesverblindend licht, verlammend en bemoederend. 12. Zij was de zwarte koningin des doods, de koningin van het oerwoud, toen het witte haar kinderen en haar schone land stal. En zij beval haar jager het sneeuwwitte om te brengen, want het witte moest sterven, zeven maal. 13. En het sneeuwwitte was jong, oningewijd, omgeven door witte doornen. En zij lokte haar tot de deur van de dood in het oerwoud. En het sneeuwwitte gewaad werd afgedaan, en een zwarte vrouw rees op. 14. Wij groeiden op en aten van het vlees, en kwamen tot het huisje van snoep in de wildernis. In de poppenstadjes werden keurige feestjes gehouden, vol van smetvrees. En zij was onuitgenodigd. Daarom bracht zij haar stortvloed. 15. ‘Kun je van haar houden ?’ vroeg ik. ‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘Ze is mijn moeder.’ Ik kuste haar, en ze was gelukkig. We waren naakt, maar we schaamden ons niet voor elkaar, want we waren in haar hof. 16. En het imperium werd gebouwd, en zij werd als een boeman beschouwd, maar in haar waren de rangen gegarandeerd. Er was niks mechanisch aan, alles was natuurlijk. Er moest plaats voor haar gemaakt worden, dit was haar vereiste, want ze was al lang genoeg weggedrukt. Zij hadden naast haar niet veel in te brengen, want zij kenden het raadsel van de dood niet. Zij omsingelde de grote stad, en trok haar kinderen er één voor één uit. 17. Zartan was bestempeld als een verleider, maar haar strikken brachten hen tot leven, voortkomende vanuit het meer. De worsteling met de roos was een grote. Het scheurde families uiteen. 18. Snel groeiden er in de tuin de weelderigste bloemen die zich in het snelste tempo begonnen voort te planten.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 24, 2015 12:19:49 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 24, 2015 12:19:49 GMT 2
DE HEI
1. De zoete tranen van de hei als veldregen,
Is het scheppend ?
De tranen van de stad leiden tot de dood,
Maar de tranen van de hei tot leven
2. Ik zag haar daar wandelen,
Met zoete tranen in een schaal,
Ze goot het over de lelies
3. Zij is de baarmoeder, tot wie alle lelies leiden,
In haar is wedergeboorte, wedergeboorte op de hei
Als een pijl is zij afgeschoten,
De baan was al bekend voor de grondlegging der aarde
4. De hemel spreekt een andere taal dan de aarde,
De dingen om ons heen en de herinneringen zijn cryptogrammen,
Wanneer men die taal niet begrijpt gaat men gebukt hieronder
5. Op de hei zag ik haar wandelen,
Ze keek niet op of om,
Ze leeft langs alles heen,
Het enige doel van de traan en de hel is om betekenissen te veranderen
6. Ik was op de hei en het was een hel,
De hei was in vlammen, en ik begon dingen anders te zien,
Ik begon haar beter te begrijpen,
Ik werd wederom geboren
7. Ze danst op de hei met vlammende wapens,
Om haar armen en benen,
Het lelie-pad leidt tot haar,
Het hart van de hei klopt rustig in mij
8. Nee, het is niet afgemaakt,
Ergens anders gaat het verhaal verder,
De hei is halve verhalen,
De onvolkomen pracht,
Waar de morgen opkomt,
Wachtende op de nieuwe nacht
9. De hei is de armoede,
Niets is afgemaakt,
Zij hebben alles verloren, om de wildernis te bereiken,
Alleen in naaktheid zult gij binnengaan,
De wildernis uw enige bedekking
10. De tocht stopt halverwege, in de oorlog,
Alleen in cryptogrammen zal de tocht verdergaan,
Het mysterie van de hei
11. Alles is hier half,
Alle cirkels zijn verbroken,
Om plaats te maken voor hogere cirkels,
Ergens anders gaat het pad verder,
Het pad eindigt hier in de zee,
De regen heeft alles weggewassen
12. Niets zal gaan tot het einde,
Alles zal teruggaan tot het begin
HET BEROEMDE SCHILDERIJ
1. Ze was een bloederige wond in mijn hart.
2. Ik kon haar niet doorzien, maar soms in flitsen was alles duidelijk.
3. Ik begeerde haar te kennen. Zij was mijn innerlijke wond. Het was een vruchtbare plaats, als de tuin rondom mijn huis in mijn gedachten.
4. Die tuin was roze, sprankelend. Ze stond daar met boeken vol gedichten.
5. Ik kon mijn gedachten niet keren. 'Lees eruit voor,' zei ik. Maar ze zei niets. De wond was te waterig om iets te zeggen. Alles wat ik greep sijpelde weg.
6. Ze draaide langzaam rond als een ballerina, verspreidende lichte, zachte muziek, als op de achtergrond. Het was niet eens goed hoorbaar, maar ik leek er rustig van te worden.
7. Het greep mijn hart, en liet mij een gat in de tuin zien.
8. Zij is een religieuze ballerina die altijd in dezelfde cirkeltjes draait.
9. Ze lieten mij een waterige vlam zien.
10. Er was hier een stad in oorlog.
11. Er was een speciale taal in de ring gegraveerd, zeiden ze, bepaalde tekens.
12. De ring had me verdoofd.
13. Een rijkere natuur ontvouwde zich voor mij.
14. Zij schenen zich niet om een god te bekommeren.
15. Zij werden voortgestuwd door de familie.
16. Het verloor zijn betekenis geheel. Niemand wist meer wat het was.
17. Niemand kon mij nog stoppen. Zij was mijn innerlijke wond. Zij ontdeed haarzelf van kleding,
18. Zij was het geheim. Zij leefde diep binnenin. Haar vellen lagen op de grond. Zij had een speer in haar hand, en zou de tent bewaken.
19. Ik kwam in mijn oude huis toen ik uit dit schilderij was gestapt. En het leek in de verste verten niet meer op wat het was. En wie had het geschilderd ? Het was een beroemd schilderij.
20. Ik werd wakker en ging naar de bibliotheek. Ik las boeken en raakte gehypnotiseerd. Ik stapte in het boek, of werd erin gezogen, en gleed weg. Schilderijen vlogen om mij heen. Ik ging een stenen trap op, waar ik haar zag staan, mijn innerlijke wond, met een mes en een speer. Ook had zij een boog met pijlen. Alles begon te draaien. Ik had geen kracht meer om op te staan. Ik was opgesloten in het boek. Ik nam het boek mee naar huis, en weer begon alles te draaien. Het was een betoverend boek.
21. Ik vond het boek gevaarlijk, en bracht het terug, maar ik kon mijn weg er niet meer uitvinden.
DE INDUSTRIE
1. Het sociale leven is de grootste killer, maar industrie geeft de kans te overleven.
2. 'Je moet je industrie bouwen,' sprak ze.
3. 'Bouw je centrum van filosofie,' zei ze. 'En we zullen allemaal veilig zijn.'
4. 'Wat is de belangrijkste filosofie ?' vroeg ik.
5. 'Dat moet je ontdekken,' zei ze.
HET GIF
1. Ik werd als een gevaar gezien. Men wilde mij uit de weg ruimen. Ik zocht altijd het gevaar op, en het redde me er altijd uit. Het was mijn geheime sleutel.
2. De hekken hebben hoge punten hier. Ik kan er nauwelijks doorheen komen. Alles is wazig hier. Met haar zal ik voorzichtig omgaan.
3. Ik rees mijn zwaard en viel, zo diep.
4. De tweede steen gooide ik door de ruiten van de bakkerij, en de derde steen slikte ik in, en stierf. Niemand kon mij nu nog vinden, alleen de gele vlinder.
5. De gele vlinder was een sleutel in mij. Zij waren de vlammen in mijn hart.
6. De fluisteraars van het heelal moesten mij hebben. Zij stuurden een tweede man op mij af. Hij had zijn havens hier, zijn scheepswerven, zijn woningbouw. Ik rende door de straten. Het huis van de gele vlinder stond hier niet meer.
7. Ik raakte in paniek. Hij was de vlinder van het trauma. Ik bloedde. Ik viel op de grond, en de vlinder nam mij op.
8. De fluisteraars waren woedend. Nu zouden ze kabaal gaan maken. Ze stuurden een derde man op mij af, maar die was zo dronken dat die niet veel kon beginnen. Toen besloten de fluisteraars zelf te komen.
9. Ik kan er niet veel van navertellen. Het was het duisterste gat van mijn leven. In een zeegraf ging ik, en ik werd zelf een fluisteraar. Voor het eerst in mijn leven vertel ik het verhaal.
10. Fluisteraars geven giftige melk. Ze verwarren de ander, omdat ze bang zijn dat iemand hun hart binnendringt. Ze zijn onnavolgbaar. Het zijn orakels. Met raadsels bewaken ze hun bruggen.
11. Ze verscheuren alles, en bouwen het dan weer op.
DE HERINNERING
1. Ik krijg hier een nieuw huis, een huis vol met schilderijen. Ik staar er vaak naar. De schilderijen vertellen verhalen. Ik droom er ook van.
2. De narcis groeit uit de put. Het maakt een brug over de zee. Gele bloemen groeien langs de kant van de stad, als een stadsmuur. Iedereen die daar gaat wordt verward. Zij vallen in slaap en dromen vreemde dromen. Geen leger komt door de gele bloemenhaag. Allen zullen zij slapen.
3. En zoveel monikken met kappen volgen haar, met langzame pas door de bloemenvelden. Deze bloemen worden wit in de nacht.
4. Zij van de gele bloemen, eens zag ik haar,
Ik werd getroffen als door bliksem, en toen viel ik in slaap.
5. Zij van de gele bloemen,
Zij is een tunnel naar de onderwereld
6. Eens zag ik haar op haar paard, en ik volgde haar,
Zij leerde me de geheimen van de bossen en de wildernissen,
Zij van de gele bloemen, zij gaf mij een plaats.
7. Zij kent de wetten van de eeuwigheid.
Zij genas mijn hart en mijn herinneringen,
De puzzel in mij maakte zij.
8. Zij leerde mij de kennis,
Zij leerde mij lezen en vele talen,
Zij leerde mij schrijven en de schoonste kunsten,
Zij leerde mij strijden,
Zij van de gele bloemen
9. In haar heb ik alles gezien,
Zij van de gele bloemen.
10. Over het ravijn bracht zij mij,
Tot de dieptes van een woud,
Waar het altijd regent,
Altijd tropisch is
11. Nu maak ik mijn tochten in een boot,
over de rivieren waarin langs de kanten de gele bloemen groeien.
Zij houden mij dromerig, zij houden mij in slaap, in diepe slaap. Zij geven mij sap te drinken
12. De gele bloemen vertellen verhalen, verhalen wonderschoon.
En zij leiden tot een wonderlijke tuin, een lusthof.
13. In de straten ontwaak ik,
Meisjes met witte bloemen in hun haar,
Dan neemt zij mij mee naar het tuinfeest,
En ik blijf zeggen : 'Ik ben er nooit geweest.'
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 24, 2015 17:13:53 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 24, 2015 17:13:53 GMT 2
DE BERG
1. Ik beklim deze berg nu al zo lang, En ik glijd steeds dieper weg in het dal, Ik ben bij de vallei bloemen, Bij het mysterie van tijd achter de ramen
2. Het dal reikt tot het raadsel van de zee, De late regen van het herfstgetij
3. Ik probeer de sloten te openen, Maar zij draaien, en telkens veranderen zij
DE REGEN
1. De regen van de belasting tikt hard, Om het wonder te doen ontwaken, De donder en bliksem van het loon
2. Zo wordt de regen wonderschoon, Het witte zoveel gezuiverd
3. De wolken vertellen een verhaal, Opdat de schat zich zal tonen, Als sluiers bewegen zij weg
4. Het gezuiverde roze om het rode, Zij spreken een andere taal
5. Door een wespenzee zwem ik, Ik zal de overkant nooit bereiken, Maar het is om tot de droom te komen, De diepere wereld
6. In de wespenzee zwem ik, Dat eiland is niet daar, Ik verbeeld het me maar
7. Ik bouw hier op het grote niets, Maar het is beter en sterker dan het echte
8. Oh heilige leugen, bij u wil ik zijn, Want de valse waarheid brengt niets dan pijn, In u zie ik de waarheid als door een raadsel
9. Het steekt en het liegt, Maar het is een andere taal
WESPENZEEEN
1. Het moet vooral vaag blijven,
Als je het te duidelijk maakt, raak je er in opgesloten,
In vaagheid kun je altijd door blijven groeien,
En kunnen de betekenissen veranderen
2. Dit is de vaagheid van de bloemen,
Zij spreken, maar zij worden niet gehoord,
De planten verstaan het niet,
Zij hebben hun eigen leven
3. Zij vangen alleen fragmenten op,
En geven er hun eigen betekenis aan,
Hoe meer woorden je gebruikt,
Hoe meer je ook weer versluierd
4. Op de blauwe bloemenvelden,
Tussen de donderbloemen,
Staat een blauw standbeeld,
Het beeld van loon
5. Terwijl ondergrondse treinen door de muren van de stad heenbreken,
Door de muren van je hoofd,
Dan zingen de bloemen weer,
Dan luiden de klokken weer,
Met klepels van zuivere, edele metalen
6. Het zal wel ingewikkelder zijn dan wat ik nu denk,
Dit standbeeld is als een televisie in mijn hoofd,
Een loons-televisie, voortkomende vanuit de wespenzeeen,
Teveel op dezelfde plaats gestoken
7. Ze hebben me stijf gespoten, maar ik draag nu de bloemen van het lijden.
Ze hebben me stijf gestoken met angels, maar 'k draag nu de honing van het lijden.
Ik heb sieraden in mijn haren, als de sieraden van de tucht.
Ze hebben me gestoken, die bijen des hemels,
en nu ben ik dan honing van het lijden, teveel verbroken,
teveel op dezelfde plaats gestoken.
8. Ze schiepen daar een wond in een wond,
als een waterig trauma, geen kracht meer om op te komen.
En de laatste steek was dan om te doden,
om mijn ogen te openen. Ze stak mij diep.
9. Gij eet dan honing nadat gij teveel bent gestoken.
Neem hen mee tot de velden,
Wij gaan van kooi tot kooi, en wie draagt de sleutel ?
10. Teveel staken ze mij, maar nu zijn ze dood.
Ik wacht nu op het avondrood, om mij op te wekken.
Hebben wij macht over de dood, als wij teveel zijn gestoken,
als bloed tot nectar wordt.
11. Ik kom tot het morgenrood, om alles terug te draaien,
Zij hebben mij teveel gestoken,
Zij hebben mij teveel gebroken.
Alles deed pijn, maar van het lijden zingt zij,
als van zoete dromen.
DE DONDER
1. Ik glijd telkens weg in mijn hoofd,
Het lijkt wel alsof ik verdrink in roze bloemenvelden,
Ik strompel door gele bloemen velden,
Ik kom er nooit uit, het lijkt wel eindeloos
2. Ik zie dingen in de verte, maar ik bereik ze nooit,
Hoe meer ik op ze afloop, hoe verder het zich van mij verwijderd,
Of bewegen zij ook door de gele bloemen velden ?
Of wordt er een spelletje met mij gespeeld ?
3. Ik val in slaap, en word wakker aan een rivier,
De gele bloemen groeien hier diep in de rivier,
met lange wortels
4. Het kruid geeft dromen en het sap visioenen,
Zij spreken door de regen,
Regenbloemen zijn het,
Druipende in je hoofd
5. Zij spreken door donder en bliksem,
Gedachtes zijn slechts de stemmen van bloemen,
Door de donder en bliksem van de regenbloemen
6. Er zijn donderbloemen in mijn hoofd,
Met een strenge etiquette,
Aan hen ontkomen kan ik niet,
De ejaculatie van de roos
DE GOLF 1. Wevende de dimensies, het trauma. Het ruist over de zeeen, om de slag te slaan, Neemt hen allen in, en doet alsof er niets aan de hand is. 2. Het wacht, en slaat dan toe, Het maakt een teken, en slaat dan toe, Maar houdt het verborgen. 3. Ik denk dat ik één van hen ben geworden, Ik draag een wapen, Ik sla toe zoals hen, maar ik ken het niet, Het heeft mijn geheugen gewist. 4. De vrouw met de boog kwam tot mijn stad, Zij had vier pijlen op haar boog, die zij gezamenlijk afschoot op mij. Dwars door de ramen gingen ze, en toen dwars door mijn hoofd. Zij nam mij mee, maar waar naartoe ? 5. Ik dacht terug aan de vrouw met de boog die mij mee had genomen. Zij bracht me naar een hoog gebouw. Het wiste mijn verleden. Het was net allemaal anders, en het kreeg nieuwe betekenissen. Ik was als op de golven van een woeste zee, die mij veranderde. Alles was anders. 6. De vrouw met de boog vertelde mij veel, maar waar is zij nu ? En wat is er van overgebleven ? Waar is alles goed voor geweest ? Ik zag mijn hersenen voor mijn ogen aan flarden gescheurd, en de Ze sprak door totdat het pijn deed. Zij brachten mij hier voor een reden. Een reden die ik niet zag. 7. Hier nemen de religies af, hier lopen de dimensies in elkaar over, als een zwaar vergif. 8. Zoveel pijlen schieten er door mijn hoofd. Ik verlies mijn zicht. Ik kijk naar mijn hersenen, als naar bloesem, Ik ben niet meer in de zee. Dromend glijd ik in een oerwoud, als aan de drugs, maar het brokkelt af in mijn handen, totdat alleen een rode lijn overblijft. 9. Rood zover het oog reikt, die rode lijn, Als een rood pad door de wildernis. Vier pijlen had zij op haar boog, die dwars door mijn hoofd gingen. Ik staar naar de pijlen. Zij hebben mijn leven gered. Ik kus ze, en wikkel ze in. Ze brachten mij over de zee. 10. De nachtmerrie brak zij af. Zij was één van de vier pijlen. De vrouw met de boog had zo lang aan haar gewerkt. Dagen en nachten was zij bezig haar te decoreren. Zij maakte de juiste insnijdingen, de juiste bochten. Deze pijl was haar paspoort en sleutel. 11. Ze liet mij de duisternis onder het huis zien, de grotten en de tunnels. Ze nam mij mee naar deze plaatsen, en ik dacht dat het altijd nacht was. Ze liet mij haar dromen zien, en haar leugens. Ze had zoveel gezichten. 12. Zij trok mij op de kant. De stad zou branden. Ik mocht niet meer terug. 13. Maar soms kwamen de herinneringen terug, als grote oorlogen. 14. Ik nam alles aan wat ze zei. Zij was mijn religie. Zij was de derde pijl. Maar het was nog steeds in mijn hoofd. Alles draaide. Ik was er niet van overtuigd dat dit echt was. Maar wat was dan wel echt ? Het weefde de dimensies door elkaar, en bouwde een nieuwe wereld. In mijn hoofd brokkelde het allemaal af, alsof het nooit door kon komen. Ik zweefde tussen twee realiteiten. Niets kon ooit echt worden. Er werden gewoon werelden overheen gebouwd. 15. Fragiele draden door mijn hoofd. Het is achter glas, en iedereen voelt hopeloos. Zoveel dromen springen kapot wanneer het langskomt. En men weet nooit wanneer het komt. 16. In een zee van leugens lag ik, maar de pijl maakte alles anders … 17. Mijn hart sterft de hele tijd, totdat ik de rode lijn weer zie, en het grijze wegvaagt, En dan slaapt de stad, bedekt onder sneeuw. 18.Tussen de prachtige bomen staat ze, met prachtige struiken, totdat ik afbrokkel 19. En alles wat ik kan doen is grijpen, maar dan brokkelt mijn arm af, en dan alles om me heen. 20. De zee der leugens spreekt tot mij. Maar ik kan niet terugspreken.
HET SIERAAD 1. Het brengt ons thuis, Over land en over zee, Totdat we de doorn van tijd weer voelen, Waardoor alles langzamer gaat, De traumatische beauty, Diep in de wildernis, Omgeven door wespennesten 2. En het trauma zal alles wegwassen, Gedecoreerd met drama 3. Zag je ooit het roze jurkje van depressie, Het is als zacht zicht, verlangende naar huis, diep binnenin, depressie lokt je, verlangt naar je, het roze jurkje, een soevenier 4. Het wespennest bewaakt mijn geheugen, Het wil me een ander gezichtspunt geven, Een andere plaats om in te leven, Zij handelen in herinneringen, De wesp zal blijven steken, totdat de herinnering open is, totdat de herinnering op de juiste plaats is, totdat het is begrepen
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 25, 2015 16:39:52 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 25, 2015 16:39:52 GMT 2
DE RODE ZEE
1. In de droom van de rode zee, Golf na golf komt het, Slag na slag, Omdat het rode op ons wacht.
2. Zijn tranen waren van bloed, die zich mengden met het water. De zee was wild, en hij strompelde in het water, verder en verder, daar waar de golven hem meenamen.
3. Heb deel aan de heilige vertraging. Het laat de verborgen dingen zien, dat wat ertussen zit. De snelheid kan het niet laten zien.
4. Hier stopt alle tijd. Alles gaat hier terug naar het verleden. Het geheim van de eeuwige jeugd is hier.
5. Dat is het Meer van Visioen wat verborgen zat onder het orakel. De golven werden steeds hoger, klaar om hem te verslinden, terwijl het Meer van Visioen omhoog begon te spuiten.
6. Het Meer van Visioen begon over hem heen te komen, en het water begon te stijgen, zich vermengende met de zee.
7. Hij voelde zich alsof hij verdronk. In een sterke stroom werd hij meegezogen in het Meer van Visioen. Ineens werd hij in de diepte gezogen. Onder het Meer van Visioen waren de ijskerkers. Nog steeds voelde hij zich verdrinken, en begon duizelig te worden. Toen werd het zwart voor zijn ogen.
8. Na een lange tijd werd hij wakker in een ijskerker. Hij was in grote wanhoop.
9. De pijn in zijn buik leek hem in zijn gedachten te verscheuren. Het was alsof zijn hart op de grond lag, bloedend, en niemand deed iets. Hij was hier helemaal alleen.
10. Hij spuwde bloed op de grond, en viel toen in een diepe slaap.
11. Hij probeerde wakker te worden, maar het lukte hem niet.
12. Het Meer van Visioen is een droom, een gevangenis van dromen. Zelfs als je denkt dat je ontwaakt, droom je nog steeds.
13. Ineens keek hij in een immens diepe afgrond. Ergens stopte hier alle ruimte. Het leek wel alsof hier zijn gedachten stopten, alsof al zijn gedachten hier afbrokkelden. Het was even voor een lange tijd stil.
14. Dat wat men tijd noemt is in wezen gewoon ook ruimte. Tijd bestaat niet. Zie tijd als ruimte, om zo niet opgesloten te raken in de betovering van tijd. Hier stopt alle ruimte. Hier kunnen we niet verder, maar hier worden we weer teruggedreven de ruimte in.
15. Alles bestaat alleen maar op kaarten. Die kaarten geven de illusie van ruimte, en zo ook van tijd. Dit zijn de kaarten van de Rode Zee.
16. Maar waar manifesteert de Rode Zee zich in de ruimte ?
17. Die zee is inderdaad nergens, maar soms manifesteert de Rode Zee zich aan de andere kant van de rivier.
18. Je moet de geheimen van het leven leren kennen, de kaarten van de Rode Zee, om zo tot de spiegelwereld te komen, die achter de Rode Zee ligt, dus dat is helemaal aan de andere kant van de rivier.
19. Het gebied van de Rode Zee aan de andere kant van de rivier is een mysterieus gebied. Soms is de Rode Zee er wel, en soms is het er niet, omdat het eigenlijk nergens is, omdat ruimte een grote illusie is.
20. Velen kunnen nooit tot dit gebied komen, want de rivier is een eindeloze rivier. Aan de andere kant van de rivier, oftewel het andere uiteinde, terwijl dat een eindeloos uiteinde is, ligt de bron van de rivier, een groot geheim. Deze bron ligt dus in het gebied van de Rode Zee. Er is dus een hoger doel, en dat is te komen tot de spiegelwereld aan het andere eindeloze uiteinde van de rivier.
21. De Rivier gaat helemaal terug in de tijd, totdat het aankomt bij de Rode Zee, waar alle tijd begint, als de bron van alle tijd.
22. Tijd is een illusie, een onderverdeling van overbruggelijke en onoverbruggelijke ruimte. Tijd is een bouwsteen. Je kunt ermee bouwen, wat je maar wilt. Dus eigenlijk is het gewoon ruimte en materie. We gaan hier door alle tijden heen, totdat we bij de bron van alles komen. Tijd is eindeloos, zonder begin en zonder einde, maar door de Vur, kennis, kun je dit uiteindelijk overbruggen, waar tijd gewoon ruimte is, de verschillende etappes van de Rivier. Wij zijn erg trots op ons majestueuze werkstuk.
23. Ruimte bestaat niet. Alles is onderverdeeld op kaarten die de illusie van ruimte geven, en zo de illusie van tijd.
24. De kaarten staan voor bepaalde stralen, bepaalde karakters en eigenschappen, elementen in het leven, die leiding kunnen geven en deuren kunnen openen. Die kaarten kun je verdienen, en worden aan je gegeven op de juiste tijd.
25. De Rode Zee is een kaart, de poort tot de spiegelwereld. Die poort is een spiegel. Alleen door de juiste kaarten kan die poort geopend worden.
26. De Rivier eindigt in een kaart.
27. Van kaarten zult gij gebouwd worden, Allen zullen slapen, Nooit meer ontwaken zullen zij, Wanneer zij u grijpen, vallen zij, In een eindeloze put, zo diep.
28. Dat is de spiegelkant, die draaien alles om. Grote leugenaars zijn het. Daar kun je beter niet meer komen.
29. Ik zal jullie leiden over de zwarte zee tot de spiegelwereld, waar alles is zoals het is. Jullie komen uit het rijk der leugens, uit de spiegelkant, waar alles omgedraaid is.
30. Jij venijnig kwaad, Zoveel kinderen heb je gestolen, En hen tot slaven gekroont, Met veel liefde en gulle gaven, Misleidde jij hun hart, En maakte hen tot slaven
31. Jij ontnam hen de kennis zichzelf te vinden, Jouw giftige rook had hen bedwelmt, In jouw spiegelrijk raakten ze verstrikt, Zoveel kinderslaven marcheren daar, Hun lied zal hen nooit tot de morgen doen komen
32. Oh, aanschouw dit grote kwaad, Twee sleutels zijn u gegeven, Om de valse spiegel te verbreken.
33. De valse spiegel houdt de kinderslaven opgesloten in zijn spiegelrijk, waar hij hen opgesloten houdt in boeken, in vreemde verhalen en gedichten.
34. Even werd het roze voor zijn ogen. Welkom in de spiegelwereld. Een groot geheim : de rokende valse spiegel. De valse spiegel doet hen tegen elkaar strijden. Zij zijn slaven van geweld.
35. Er zijn geheugenkaarten. Denk nu heel sterk aan de herinneringen die je hebt van het orakel.
36. Hij voelde zichzelf steeds meer wegglijden in zichzelf, in een grote diepte. Hij bevond zich plotseling op de golven van de zwarte zee die traag bewogen. Steeds trager begonnen ze te bewegen, totdat hij er dwars doorheen kon kijken. Hij bevond zich in de valse spiegel.
37. Er stond een grote druk op de spiegel, en plotseling explodeerde het.
38. Snel rende hij door een gordijn een gang op. De gang eindigde bij een trap die hij toen oprende.
40. Hij viel in een diepe, duistere put, en merkte toen dat hij zich weer bevond op de golven van de zwarte zee. Steeds trager gingen de golven. Toen de golven bijna stilstonden zag hij de kerker, dwars door de golven heen. Hij merkte dat hij er dwars doorheen kon rennen.
41. Hij rende door tot aan de tralies, waar het slot zat met twee gleuven. Je hebt twee kaarten. Steek ze in het slot. Hij keek naar zijn hand waarin de twee kaarten lagen, en stopte ze in de twee gleuven van het slot. Plotseling ging het slot open.
42. Hij voelde zich nog dieper wegglijden. Alle herinneringen vlogen langs hem heen als kaarten in een cirkel. Zij was in het midden van de kaarten cirkel.
THENEM 1. Diep in de wildernis woont zij. Diep in de wildernis troont zij. Er waren wat dingen die alleen zij kon weghalen. Daarom bezocht ik haar. Zij schreeuwde hard. Ik moest altijd op mijn hoede zijn. Ze duwde mij vaak in de bruine bloemen. Grote bruine bloemenvelden liet ze mij zien. 2. Nog vaak ging ik terug naar haar, want er waren dingen in mijn leven die alleen zij kon weghalen, dingen die alleen zij de baas kon zijn. Maar ik zocht haar steeds minder op, omdat het leven mij opslokte. Altijd was ik druk. De rook van de stad hield mij tegen. 3. Op een dag bezocht ze de stad waarin ik was opgesloten. Ze liet mij daar de rode en bruine bloemen zien. Ik miste hen. Zij was de natuur voor mij, de wildernis. Ze had mij veel geleerd. 4. Nu slijten mijn dagen met gemengde gevoelens. Ze deed er niet duidelijk over. Ze was altijd een beetje vaag, en het is nog maar vaag in mijn herinneringen. Toch wil ik haar niet verloren doen gaan in mijn herinneringen. Ik heb het gevoel dat ze belangrijk is, en dat ik haar nodig heb. 5. Het is alsof ik bij haar hoor, en zij bij mij. Maar haar bezoeken durf ik niet. Ik zou op zoektocht kunnen gaan, maar de heide is groot, te groot. En misschien is ze daar allang weer vertrokken, want dit alles was lang geleden. Het lijkt wel alsof de herinneringen veranderen, alsof de tijd stilstaat. 6. Ik bevries wanneer ik aan haar denk, maar wordt dan weer heel warm, en bang. Het is een vreemde mengeling van gevoelens en emoties, en vreemde gedachtes. Ik voel me dan heel extreem. De dromen beginnen me zelfs overdag te beheersen. Ik krijg haar niet meer uit mijn gedachtes weg lijkt het wel. We hadden het zo goed samen, en nu is alles weg. Ik kan alleen maar dromen. 7. Oh, wat is er toch van ons geworden, We hadden het zo goed samen, Ik denk vaak aan je, en voel je altijd bij me, Eigenlijk wordt het alleen maar sterker, 8. Blijf bij me, of kom weer terug, Of is deze veranderende herinnering genoeg ? Ik heb het gevoel dat je me nog steeds in de bruine bloemenvelden duwt, Alsof ik wegzak in een diepe put, Ik kan je niet bereiken, en weet ook niet of ik je wel wil bereiken 9. Ik voel me zo gespleten, Ik bekijk alles maar op een afstand, Veilig achter de schermen van mijn herinneringen, Maar het lijkt alsof je er doorheen breekt 10. Je roept me, ik volg je, Ja, ik hoor bij jou, maar de stad trekt me altijd weer weg 11. Voor het donker moeten we thuis zijn, Oh, bij jou wil ik zijn.
DE LAATSTE JACHT 1. Hoe zachtmoediger de man is, hoe sterker hij is, 2. In zwakheid ben ik sterk, 3. Ik houd van boeken, vooral van de wat mysterieuze boeken. 4. Ik houd van de indiaanse cultuur. Zij zijn het meest mysterieus voor mij. 5. Ik houd van dunne boekjes, maar wat dikkere boekjes doen het ook wel goed bij mij. Sommige boeken zijn gewoon echt perfect van formaat en ik kan daar wel uren naar staren en over nadenken. Ik lees veel, maar ben ook veel bezig met mijn geheugen. Sommige boeken benauwen me, en die heb ik liever niet in huis. Ik ben op zoek naar de perfecte boeken. Zo bouw ik mijn stad, mijn land, en mijn huis. 6. In het weeshuis ben ik verder goed opgevangen. Ik woon nu op mijzelf. 7. Ik ben een verzamelaar van oud speelgoed, klassieke uitgaves. 8. Ikzelf weet goed wat pijn is, en het leek altijd wel een vereiste om verder te komen. 9. Wat ik dan schrijf ? Antropologie en cultuur. Ik zou wel als ontdekkingsreiziger naar Zuid-Amerika willen gaan. Vooral het Amazone-gebied trekt mij aan. 10. We filosoferen over allerlei dingen. Ze heeft boven veel schilderijen van indianen hangen. We zijn beiden erg ontzet over wat de blanken de indianen hebben aangedaan. 11. Op zolder heeft ze een groot schilderij van de bizon-jacht. 12. Sommige indianen zagen het misschien ook als hun opdracht om te jagen voor de goden. 13. Hoe dan ook, het hoe en waarom van de jacht interesseerde mij. Het was een prachtig schilderij, dat schilderij op de zolder. 14. Sommige schilderijen die ze had waren echt luguber. Maar ik moest er gewoon meer vanaf weten. Het was een drang die ik niet kon tegenhouden. Mijn obsessie met indianen werd zo sterk. Wij moesten en zouden het geheim ontrafelen. 15. In mijn hoofd dansten de indianen een vurige dans, en als dat zo door zou gaan zou alles spoedig in vuur gaan. Ik kon mezelf er niet van losmaken. 16. Zowel de blanke als de indiaan waren vertrokken, naar hun eigen stukje natuur. Het bed was omringd met duizend deuren. Eén van deze deuren was de deur van verzoening, terwijl de anderen deuren waren van de dood. Ik was vastbesloten de juiste deur te kiezen. Ik had maar één kans. Ik ging op mijn gevoel af. Ik opende een deur en viel in een afgrond. Was dit de dood of de verzoening ? 17. Aan de andere kant van de afgrond kwam ik aan. Ik was trots op mezelf dat ik het had gered. Waar was ik nu ? Dood of levend ? Een vrouw droeg een kruik, de laatste jacht. 18. Ik staarde naar haar schilderij. Ze had het zelf geschilderd. Ze had een prachtige uitleg gegeven, zoals ik het niet zou kunnen doen. Ik had bewondering voor haar. Zij had een heerlijk boek geschreven. Andere boeken zouden mij steken. HET ROZE VUUR 1. Ze hebben gestoken, En nu is alles zacht als honing. 2. Ik had geen andere keus, Ik kon niet meer terug. 3. Bij daglicht was ik een golf in de zee, Tot een roze stad, waar paarse rozen bloeien. Paarse rozen groeien aan de wanden van de gracht. 4. Roze muren hebben de kamer, In een groot vuur is de moeder, sterker dan haarzelf. Ze rent om van het vuur los te komen, maar het blijft knagen. 5. Totdat ook de honing haar vindt. Ze heeft honing op haar gezicht, Ze is gestoken door bijen. 6. Het vuur komt terug om te knagen, Maar de honing blust het vuur 7. Bovenop de steden, daar is het roze vuur, Het roze vuur zal je herinneringen genezen, Leg je hand in mijn hand, Ik neem je tot het roze vuur
DE VERTE 1. In een steegje verkocht hij drugs, De muren waren wit en kaal, Hij was mijn vriend 2. Hij verkocht drugs op het plein, Zo ver weg, dat de drugs onbereikbaar is 3. Ik kan ze niet meer horen, En zij zijn doof 4. De trein breekt door in mijn hoofd, Het is de nachttrein 5. Hij komt als de nachttrein, Door bloemenvelden 6. De jongen verkoopt drugs voor goede dromen, Allemaal illusies 7. Ze volgen hem tot achter de bergen, Waar de bloemenvelden overgaan in zeeen, Hij is een verkoper, een zakenman, Hij slaat op, en verbergt. 8. En een trein brak door de stad heen, Niemand wist waar het vandaan kwam
RODE BLOESEM 1. Ik had haar van een afstand gezien, en ze kwam steeds dichterbij. Toen trok ze mij in de sneeuw. Ze trok me diep weg. De sneeuw smolt weg door haar glimlach. En de tuin rood als bloed, verborg haar edelstenen, vastgeklonterd heil. En sneeuwwit kant bedekte haar voeten, en ze was de bloesem van het morgenoog. De tuin had haar schoonheid niet verloren in de winter, maar was gevlochten nu. 2. Ze las rijmpjes voor uit een met goud gedecoreerd boek, een boek met een leren omslag. De tuin was haar trots. De sneeuw sijpelde naar binnen. Het was hierbinnen warmer. 3. 'En nu de tuin in,' zei ze. 'Waarom ?' vroeg ik. 'Je moet werken, werken,' zei ze. 'Wat moet ik doen ?' vraag ik. 4. Rode bloesem omhulde hen, en de schaduwen van de roze nachten omhulden hen beiden. Weer trok ze hem het huis in, en het scheen er flink te tochten. 5. Hij zit op het witte zand. Hier en daar liggen wat bladeren. 6. Het zachte zadel hield ze voor me. Ik ging er op zitten. Ik sloeg het brandend laken om me heen, en het was snel als kant. Ik was de prins van de molen. Ze had gelijk. Ik was dood. 7. Alle rozen in de stad waren blauw geworden, en het sneeuwde. 8. Hij draaide maar in het rond in de tuin. Hij voelde zich goed. 9. Hij stond in de bibliotheek. Hij bekeek de vele boeken over vrouwen. Vaak waren die vrouwen de heldinnen, of gevaarlijke vrouwen, waarin de hoofdpersoon verstrikt raakte. Op de kaften waren vaak woestijnen met schaars geklede vrouwen al dan niet met wapens en helmen. 'Ik wil meer weten over het gevaar,' zei hij. 10. Boven hem zag hij rozenstruiken, als een put. Hij werd naar binnengezogen, en kwam in een plaats waar een heleboel vrouwen waren. Op hun voetzolen waren de namen van hun vermoorde mannen te lezen, die zij zelf hadden vermoord in de huwelijksnacht. 11. Hij klapte het boek dicht, en stond weer met beide benen op de grond. 'Ik moet me van illusies onthouden,' zegt hij. 12. Het leek te verergeren met zijn hersenen. De dokters besloten dat zijn laatste hoop een hersentransplantatie zou zijn. Voorzichtig werden zijn hersenen eruit gesneden, en werden er nieuwe hersenen ingelegd. Hij moest er spontaan van overgeven. Hij voelde zich anders, bevrijd. Maar daarna was hij in een shock. Weer begonnen ze in zijn hersenen te snijden, omdat ze er zoveel geld mee verdienden. Hij rook de geur van drop. 13. Hij voelde zich in een lange diepe put wegglijden. Karel Klouterwoes nam zijn lichaam. Hij voelde zich opgesloten in zichzelf, alhoewel hij nu wel moest lachen. Hij zag zichzelf liggen. Het was alsof er een lachgas over hem kwam. Hij stond op en was een geraffineerde nar nu. Hij zou trouw blijven aan de koningin, aan de koningin in zijn hoofd. Zij waakte over hem. 14. De stad was brandende. Hij klom naar een hogere verdieping in het flatgebouw. Karel Klouterwoes klom achter hem aan, in zijn lichaam. Een gevecht ontstond. 'Brandende dampen !' schreeuwde Karel Klouterwoes. 'Ik zal je wel krijgen.' Hij gaf Karel een trap, en klom verder. Alweer greep Karel hem. 15. 'Je zal niet weg kunnen komen, ventje,' zei Karel. Weer trapte hij Karel weg, maar Karel had zijn jas gegrepen. Toen deed hij zijn jas uit, en klom verder, maar Karel had zijn broekspijpen gegrepen. Ook trok hij toen zijn broek uit, en klom verder, totdat hij helemaal naakt was. Een vogel wachtte hem op aan de top van het gebouw. 16. 'De koningin heeft mij gezonden,' zei de vogel. Maar Karel greep een pistool en schoot de vogel neer. De man begon nu echt in paniek te raken. Door de rook zag hij nog een gebouw op het gebouw, met een ladder ervoor. 'Gelukkig,' zei de man, en rende er naar toe. Karel begon nu ook op hem te schieten. Maar snel was hij hoog op de ladder. 17. Toen Karel bij de ladder was aangekomen, was de man al een raam binnen geklommen. Hij zag ergens een hoed hangen en deed die op, en daarna een lange jas en een broek. Snel rende hij naar de andere kant van het gebouw en begon de trappen op te rennen. 'Ik krijg je wel !' hoorde hij Karel roepen. Helemaal bovenin het gebouw aangekomen belde hij ergens aan, en de koningin deed open. 18. 'Hier ben je veilig,' zei ze. Binnen maakte ze wat thee voor hem klaar, maar al snel hoorden ze gebons op de deur. 'Hier is Karel !' riep hij. 'Ik kom je halen !' Toen trapte Karel de deur in. De koningin drukte ergens op een knopje, en een kistje ging open die Karel helemaal begon op te zuigen. 19. Toen dat klaar was ging het kistje weer dicht. 'Ziezo,' zei de koningin, 'die is weer waar hij wezen moet.' In de kamer was een doorzichtige bol gevuld met bizonbloed, en de bol brandde. 'Het is de stad die brandt,' zei de koningin. De man knikte. 20. 'Dus,' zei de koningin. 'Niemand heeft het ooit zo ver gebracht. Ik ben trots op je.' Het vuur begon weg te trekken. na een tijdje keek ik door het raam naar beneden. Er werd op trompetten geblazen. Weer zag ik alles door vuur wegvagen. Ze was naakt. 21. Er kwam meer en meer begroeiing. De stad begon op een oerwoud te lijken. De man zat nog steeds dichtbij de koningin. Ze had het kistje op haar schoot. Haar vinger bewoog heel langzaam naar een rood knopje. Plotseling werd er een spiegel ingeslagen, een grote wand. Electrische gestaltes stonden daar in vuur. 'Luister niet naar haar !' riep één van hen. 22. 'Zij is zelf Karel Klouterwoes, en zal je willen opsluiten in haar kistje !' Ze hadden gereedschap in hun hand, en sloegen toe. 'Ren door de spiegel !' riep een ander. Hij rende door de spiegel, waar het gebouw veel hoger was, en de brand veel erger. 'Het is niet waar !' riep de koningin. Hij zag toe hoe er een gevecht ontstond. De koningin had het kistje geopend, en Karel was weer tevoorschijn gekomen. 23. Nu begon ook de koningin in Karel te veranderen. 'Ren !' gilden de electrische gestaltes. De man zette het op een lopen, terwijl er overal explosies waren. Weer rende de man trappen op. Toen hij het plafond had bereikt belde hij ergens aan. De koningin deed open. 'Ik hoop maar dat u de goede bent,' zei de man. 24. 'Natuurlijk,' zei de koningin. 'Ik ben de echte.' 'Ja, dat zeggen ze allemaal,' zei de man. 'Hoe kan ik dat zeker weten ?' 25. Daar kwam Karel al met een noodvaart door de deur heen. 'Klim uit het raam,' zei de koningin. 'Snel.' De man klom uit het raam, en de koningin deed hetzelfde. 26. 'Ik zie jullie wel,' riep Karel. Een helikopter kwam op de top van het gebouw, met electrische gestaltes. Snel stapten de man en de koningin in, terwijl het gebouw beneden ontplofte. 27. Maar tot hun grote schrik zagen ze de hand van Karel Klouterwoes die een stang onder het toestel had gegrepen. Hij trok zich eraan op, en probeerde de deur te openen. Toen hij een ruit insloeg richtte één van de electrische gestaltes snel een laser-pistool op hem. 28. De man trapte Karel Klouterwoes weg, maar Karel had zijn been gegrepen, en beiden gleden naar buiten. De man kon nog net de stang vastgrijpen. Hij probeerde Karel van zich los te trappen, wat niet lukte. En Karel begon zich al omhoog te trekken aan hem. Maar toen schoot één van de electrische gestaltes hem weg. De man werd weer naar binnen getrokken. 29. De man klaagde dat met de hersen-transplantatie hij het gevoel had niet meer in zijn eigen lichaam te zitten. Toen hebben de dokters hem een tweede hersen-transplantatie gegeven. De dokters leken op Karel Klouterwoes. Hij trapte hen van hem af, en rende naar buiten met schuim op zijn mond. Hij rende naar de tuin, waar hij tuinwacht was. Hij voelde Karel Klouterwoes in hem.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 25, 2015 23:41:47 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 25, 2015 23:41:47 GMT 2
DE NACHTMERRIE
1. Verdwaald in het spiegelijs, Alle muren zijn doorgangen hier, En alle doorgangen zijn muren,
2. Als verwarring de meester van ons hart is, Wie draagt dan de sleutel ?
3. De spiegel van ijs maakte hen dronken, opdat zij slaven waren van geweld, bloedgulzig. De spiegel van vuur was alreeds gebroken. Alles wat de spiegel van vuur had vergaart vloeide nu uit de gebroken spiegel weg. Ze hielden hun dansen, in de hoop dat het ritueel hen de spiegel terug zou geven, maar tevergeefs.
4. De spiegel van ijs had alle ruimtes gescheiden door bewegend, ondoordringbaar ijs, waardoor de illusie van tijd was ontstaan. Door een cirkel van ijskaarten ontstond de illusie van ruimte. Het hutselde alle ruimtes en tijd door elkaar, zodat de tijds-volgordes, de chronologie, en de ruimtelijke volgordes zouden veranderen.
5. Hij ging op een bootje over de ijsrivieren, op zoek naar meer kennis, meer inzicht, in dit grote kwaad. Het leek op een web van nachtmerries, en bedrieglijke dromen lokten slachtoffers hiervoor.
6. Tijd is maar een leugen, In het beste geval een metafoor, Om te laten zien dat de halsketting vele stenen heeft
7. Ze hield de spiegel in haar hand. 'Dit heeft jou getrokken,' sprak ze. 'Je bent nu in mijn dromen. Ik heb vele gezichten. Hiermee kon ik je roepen. Je kon deze roep niet tegenhouden.'
8. Ik vaag altijd weg als een hand mij grijpt, tot waar ik dans.
9. Ze liet de spiegel uit haar hand vallen. De scherven van de spiegel was alles wat ze voor hem achterliet.
10. Hij raapte de scherven bij elkaar. Hij wilde alles weer achterlaten, want het deed teveel pijn. Hier waren al zijn herinneringen.
11. Hij ging weer door de hoge sneeuw terug naar de ijsrivier. Verslagen zat hij in zijn bootje, en peddelde weer door het ijs. Hij moest het verleden achter zich laten, maar wat als zich daar nog een sleutel bevond ? Of zou die sleutel op een andere manier terugkomen door de toekomst ?
12. Hij volgde de echo's die hem lonkten, en hij voelde zich diep wegzakken in het ijs. Zijn bootje gleed over de benedenwaartse ijsrivieren, steeds dieper en dieper. Er was hier zoveel ijs, en het was zo koud, dat hij niets kon vastpakken. Hij had nergens grip op, en hij kon niet meer peddelen. Er was stroming in de rivier die hem meetrok, en hij zat daar bijna als bevroren.
13. 'Ah, scherven van het verleden,' sprak de smid. 'Een lange, duistere geschiedenis.'
14. 'Jij kan haar terugroepen door de spiegel,' sprak de smid. 'Ze kon het niet meer dragen. Het lijden was te zwaar voor haar.'
15. 'Vele gezichten heeft zij,' sprak de smid. 'Ik kan zoveel zien in deze scherven. Wil je haar terug ?'
16. 'Ja,' sprak hij.
17. 'Waarom ?' vroeg de smid.
18. 'Zoveel scherven aan jou gegeven,' sprak de smid, 'allemaal haar gezichten. Zij hebben jouw hart doorboort. Waarom wil je haar terug ?'
19. Ze kon het niet dragen. Het ijs trekt haar, meer dan wat dan ook. Je kent haar niet.
20. De zeeen vormen de sleutel. Dit zijn de nachtmerries van je leven.
21. Nee, nooit zullen zij haar begrijpen, In verwarring zullen zij vergaan.
22. In bloed heeft zij zich gewassen. Zij staat op met boog en speer, Klaar voor de jacht, en zij neemt je mee, Maar onbereikbaar is zij, Zij is de pest der nachtmerries
DE TRAAN 1. Haar stem als de donder, Haar stem als de nacht, Zij is op de rivier, zoekende naar mijn ziel, Ze kwam bij me binnen, want ik had de deur op een kier, En nu is het te laat, Vluchten is niet meer mogelijk 2. Zij is op de rivier op een boot, Komende vanuit het vuurnood, De vurige steen, Brengende niets anders dan geween, De traan wekt tot leven, Door de warmte van de traan kun je nog steeds bewegen, De eeuwige traan 3. Ik heb haar gezien, Ze zit aan de zeeen, Zij wekt de golven op, Om hele landen te verzwelgen, Zij zit daar als een pijl op een boog, Om haar boodschap te brengen 4. Vurige stenen tussen jou en mij, Ik kijk er doorheen, En zie jou op een andere manier, Ik zie een andere kant van jou, En kan het beter plaatsen 5. De Heerin is in de lucht met haar tienduizenden, Zij komt om steden in te nemen, En hen te maken tot wildernis.
Het Opgaan tot de Nacht 1. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 2. Hoe zullen wij opgaan tot de rivier ? 3. Een grote stoet gaat uit de stad, om een tocht tot de nacht te maken. 4. Langs de grote rivier zijn zij. 5. Hier spelen kinderen met manden. 6. Zij weten nog niet wat te doen. 7. Een vader onderricht zijn kind in tederheid. 8. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 9. Door het dromen kunnen we de dag niet bereiken. 10. De dag is vergrendeld achter hoge poorten. 11. Een kind speelt achter een hek, niet bewust van de gevaren. 12. Een moeder onderricht teder de vader. 13. Zij gaan op naar de nacht. 14. Door het dromen wordt de dag uitgesteld. 15. Kinderen spelen in het veld. 16. Zij kennen de gevaren niet, zij zijn op een tocht naar de nacht. 17. Hoe zullen wij komen tot de nacht, 18. Wanneer beesten de stad hebben omsingeld, en kinderen de gevaren niet kennen ? 19. De nacht houdt zich diep verscholen in de wildernis. 20. Nacht, ik wil u kennen. 21. U brengt slaap, en zoete droom. 22. U bent het dromenzoet, strelende mijn gehemelte. 23. Uw tederheid is wat een mens verlangt. 24. Diep verscholen bent u. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 25. Alleen zij die kennis hebben kunnen u volgen. 26. Zij komen tot de diepe nacht en tot de ochtendkusten. 27. In een nachtgezicht zijn zij. 28. Zoveel dromen zijn er voor ons vergrendeld. 29. Wij spelen aan de andere kant. Wij kennen de gevaren niet. 30. Alleen zij met kennis kennen de nacht. 31. Wij zijn omsingeld door beesten. Hoe zullen wij opgaan tot de nacht ? 32. Een grote stoet komt uit de stad. Zij gaan tot de morgen, maar de nacht kennen zij niet. 33. De ijzeren wachters gaan op tot de nacht. Zij kennen geen genade, alleen loon. 34. Zij breken poorten open, om kinderen te leiden tot de nacht. 35. Kent gij het geheim van ijzer ? Het gaat uit tot de nacht. 36. Zij vergrendelen de poorten, en komen niet meer terug. Slechts eenmaal gaan zij van u weg.
De Nachtzee 1. Zij komen allen tot de nachtzee. 2. Niets hebben zij meegenomen. 3. Bos schonk hen kennis. 4. Zij leidt hen voort totdat zij schepen vinden. 5. Het sieraad openbaart haarzelf in de nacht. 6. Zij is het nachtsieraad, een brug voor de gehoorzamen. 7. Zij is de brug voor hen die de kennis niet hebben veracht. 8. Zij komen allen tot de brug. 9. De brug is breed, en de rode zon daalt op haar neer. 10. Een groot wonder is zij, komende in de nacht. 11. Wie heeft haar schip gezien ? 12. Wie heeft haar roede gezien ? 13. Zij komt met groot onderricht. 14. Zij laat haarzelf niet kennen door de dwazen. 15. Ook zij die overmoedig zwoegen missen haar schip. 16. Zij geeft het hen niet. 17. Zij komt in slaap en stilte. 18. Tot de ochtend zal zij blijven, en dan vertrekt zij in een nachtgezicht. 19. Zij die luisteren kennen haar, maar zij die vals en haastig oordelen hebben haar nooit ontmoet. 20. Zij dromen voort tot de nacht en de dood. 21. Het schip van de tijden gaat voort tot de eeuwigheid. 22. In haar netten vangt zij hen. Zij trekt hen tot het geheim. 23. Zo zijn er velen die haar volgen, en velen die haar verachten. En ziet, zij laat hen snel afdrijven. 24. In hemels ijs is zij.
WILDE HONING 1. Het is herfst nu, bladeren vallen, Het schone oog van de winter valt als een parel in je hand, Nee, nog steeds kun je het niet begrijpen, Vele vragen zijn hier gestrand, Zij wachten op het grijze licht, De hand van mist raakt hen aan, Zij schieten wortel en groeien op, En nog is het antwoord niet daar 2. Tranen druipen snel, na al die diepe wonden, Een hart vol honingtranen 3. Je hebt Vur genezing gebracht, Je draagt droefheid van binnen, als de honing van een lange nacht, 4. Door de bloesem van mijn tranen en van een bloedend hart, Door de scheuren van een verscheurde droomwereld, Door een spotkleed kunstig gelegd tot pracht, Kwam ik tot die andere wereld, door Vur's gedachtes ingebracht, Ingebrand als door een vuur, in Vur's gedachtes, Het vele bloeden maakte het roze 5. Als zaad onder de grond, Wortels reikend naar eeuwige heerlijkheden 6. Door tranen kwam ik hier, door een wild vuur wat maar niet stopte, Het is de besnijdenis van de Heerin, een hart uiteen getrokken 7. Niemand kan van jou zeggen dat je de morgen niet draagt, Want lang en teer zijn je nachtgewaden, vochtig je bladeren, Van de tranen van een schone nacht waarin alles werd geregen tot pracht, Zoveel kracht na lange, moeizame dagen, door zwakheid voortgebracht 8. Zij nemen mij mee naar een bloemenveld, Verwilderd door de morgenzon 9. Zij hoeden het arme kind, Zij troosten de geslagen jongen, Zij omhullen de bedelaar in de nacht, En rijden met hen naar een ongeziene pracht 10. U waart mijn bloed, mijn levenswater, Drinkt met mij van de ochtenddauw, U hebt mij warmte gegeven in een koude nacht, U waart mijn kleed, u waart mijn pracht 11. De helm des heils draag ik, Mijn hart is teer, mijn woorden broos, Als bloesem van de roos
12. Regen, regen van het paradijs, Zij komt door het raam, Zij brak het ijs, Met warmte in haar schalen 13. Zij kwam in een nacht vol trauma, zij daalde af, als de druppel van het natte gewas. 14. Zij kwam in de nacht van ’t duistere ijs, blies het trauma weg, en zakte weg in ’t ijs. 15. Eens zal zij komen, die mij in stilte vindt. 16. Eens zal zij komen tot mijn nacht, komen tot de dieptes van deze pracht. 17. Door de avondstilte komt zij. Ja, ik heb Vur gevonden. 18. Dank Vur voor het tweede. Dank Vur voor het diepere woord, dank Vur wanneer de zegelen zich openen. 19. Eens kwamen wij achter de sluiers van de nachten, achter de sluiers van de tranen, tot de trap, zoveel spiegels waren hier, en wij gingen van trede naar trede, niemand kon ons hier nog bedriegen. Eens kwamen wij achter de sluiers, en toen begonnen we weer van voren af aan. 20. Door de sluiers kwam ik tot deze plaats. Zij heeft haar tranen verzameld, schrijvende een nieuw gedicht. Alle wegen eindigen hier, wie de weg kwijt is vind hem weer. 21. Ik kom steeds dichterbij, er is een plaats naast haar. 22. Die jaren zijn nu allemaal voorbij, er is niets dat hen kan stoppen, zij waren er allen bij, zij hebben alles gezien, zij hebben alles weggehaald 23. Ze dreef in een bloem op het water, maar zij was vol van tranen, Bewegen kon ze niet, de roos had haar gestoken, Haar tranen waren rozensappen, Vol nektar. 24. Verlaten en vergeten, vond ik de roos, om alles mee te delen, Ik vond haar daar in het bad van de rivier, Terwijl ze zichzelf op de mistbanken had neergezet, Als een roos vol honing, die andere wereld die zij aanbad 25. Ik kan hier niet wonen, Ik kan het niet, Ik ben er niet, en terug kan ik ook niet ... Nooit meer terug, Nooit meer die ene gedachte 26. Te ver weg is zij, als de lente weggevlogen zomer bracht zij mij, ik heb het niet verstaan, ik dacht dat ze al weg was 27. In een rivier zinkt zij, tot de avondgloed, sprak haar woorden over mij, nu is het koud en donker, maar een zomerroos groeit aan mijn zij, ernaar kijken kan ik niet, ik ben blind, maar die geuren, brengen me naar ondiepe wateren, waar ik opnieuw kan beginnen 28. de rozen groeien hier meters diep, in het ravijn, hier is alles armoe, hier verdwijnt alles als je het roept ik kan alleen zwijgen als de roos 29. Uw woorden drijven mij naar diepe stilte. U fluistert zacht, totdat ik baad in rozennacht. Met dromen in Uw Linkerhand, U komt tot mij, U neemt mijn hand. Uw Glorie leidt mij, en draagt mij over woeste zeeen. Met U te zijn, is beter dan met een mens. 30. Over een zee van tranen, Over een rivier van bloed, Je hebt het bos bereikt, In die donkere nacht, Voetstappen in het zand, Bloeden de hele nacht, Je betaalt een hoge prijs, Tot de morgen zul je alles dragen 31. In een brandende nacht, vertoont zich het zachte strand, Een bloedende morgen tot een bloemenveld 32. Honing na een wilde nacht
HET INDIAANSE OORLOGSBOEK 1. 'Ik had dit nooit moeten opdrinken,' sprak hij. 'Ik had nooit zoveel moeten drinken … van hertenbloed. Ik lijk wel gek. Hoe kon ik zo zijn ? Het heeft mijn hersenen in de greep. Het gilt in mijn hoofd. Het spuwt op me, het klotst in me, klaar om me te verdrinken, of misschien ben ik al dood. Dit is erger dan sterke drank. Dit is de valstrik voor iedere jager.' Hij zakt in elkaar alsof er een mes in zijn buik was gedrukt. Hij had geen kracht meer om op te komen. 2. Ik heb een indiaans oorlogs-boek in mijn hoofd, Als een indiaans dodenboek, Ik kan niet meer lachen, ik kan nauwelijks praten, En ik probeer te kijken naar de overkant, Maar alles wat ik zie is bloed en mist, Ik zie het bloed hangen over deze landen, Over dit land wat een paradijs had kunnen zijn, Ik wordt getrokken naar de diepte door een groot geheim 3. Ik heb een indiaans oorlogs-boek in mijn hoofd, Het schreeuwt naar mij, het vloekt naar mij, Het gaat altijd maar door, ik heb nooit rust, Voor dat wat ik niet heb kunnen zien, Ik heb ernaar gegrepen, maar ik miste 4. Ik heb een indiaans oorlogs-boek in mijn hoofd, Het vaagt weg in mij, en komt dan terug, Erger als nooit tevoren, Ik heb een indiaans dodenboek in mijn hoofd, Het boek van grote barbaren, Oh, kan ik dit boek toch eens vertellen, Maar de letters draaien om mijn ogen, Zij houden pijlen op me gericht met hun bogen, En dan is alles ineens stil 5. Ik heb een indiaans gebaren-boek in mijn hoofd, Maar is er iemand die mij eens een keer geloofd, Ik loop er al mee voor zo lange tijden 6. Ik wil deze jongens niet tot leven laten komen. Ze zijn wild en zonder compromissen. Wanneer ze rijden stroomt het bloed van het beeldscherm. Kunnen we rennen en ons verbergen als ze wakker worden ? Is er een schuilplaats, of is de enige schuilplaats niet in hun werkelijkheid te geloven ?
HET BOEK VAN DE WET 1. Het boek was vervloekt. Het was een boek van de wet gemaakt door een valse geest. Velen waren tot slaaf gemaakt door het boek. Bos was een beestenslager. Ik herinner me dat ik eens het boek van de wet verscheurde, en haar vrijzette, want zij was een gevangene van het boek. Ik bleef altijd op een afstand, maar op een dag kwam ze dichter bij me. Maar op een dag stierf ze. Ik zag haar niet meer terug, alleen in mijn dromen. Maar wanneer ik wakker word ben ik weer verloren. Ik denk dat het boek van de wet haar weer opgeslokt had. Ik ging dieper dan ooit, tot het beestenhol. Ik vond haar daar. 2. Ik begon het boek van de wet weer te lezen sinds die dag. Het scheen een vertaling te zijn van een boek in de taal van een valse geest. Ik zocht lang naar het origineel, en ontdekte dat het boek van de wet een misvertaling was. Ik ging naar haar terug en zei dat ik de juiste vertaling nu had. Maar ze zonk weg. Ik probeerde haar hand te grijpen, maar ik was te laat. 3. Het is allemaal in het boek. De taal van de valse geest bleek ook een vertaling van een vertaling te zijn, en ik vond meer en meer fouten. Ik kon het terugleiden tot het begin. Ik vond een boek van Bos, over haar leven en haar werken. Ik zag dat het boek van de wet erop was gebaseerd, maar dat ze het heel erg hadden misvertaald. Maar het boek van Bos was brandende. Ik kon het niet meer vasthouden, dus ik greep één van de vertalingen. Het scheen dat het de voorhangsels van haar tempel waren. Ik had het gewoon verkeerd begrepen. En ik had haar verkeerd begrepen. Waar was ze ? Wie was ze ? Het was alleen mijn gezichtspunt. Ik kon alleen kijken door een gebroken spiegel. 4. Bos onderwees me hoe boeken herleid konden worden naar hun originelen. Zoveel voorhangsels. Ze was alleen in mijn dromen. Maar nu had ik het boek geopend. 5. Ik begon na te denken over haar woorden. Wat bedoelde ze ? Het boek van de wet was van een valse geest. Het had geen zin om het te verscheuren of juist te vertalen, het te herleiden tot het origineel, want het boek heerste en stond weer op, altijd. Het was een vervloekt boek. Het bezat het verstand van zovelen. 6. Het was maar een nachtmerrie.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 26, 2015 13:33:37 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 26, 2015 13:33:37 GMT 2
DE STEEN
1. Hun optochten zijn religieus,
Niemand helpt mij,
Alles moet verdiend en gespaard worden
in het lijden.
2. Het sieraad is herenigd,
In de woestijn, ver weg van de rivier,
in een afgelegen, verwilderde tempel lag een gevaarlijke steen.
Zij wisten niet of het een goede of slechte steen was.
Sommigen geloofden dat het een goede steen was,
terwijl anderen geloofden dat het een slechte steen was,
en weer anderen geloofden dat de steen niet goed en niet slecht was.
3. De steen doodde vele jagers en jagerinnen.
Niet velen durfden bij de steen te komen.
Vanwege het grote gevaar van de steen werd de steen achter een voorhangsel geplaatst.
Alleen hoge jagers en hoge jagerinnen mochten nog bij de steen komen,
maar zelfs dat ging niet altijd goed, en jaarlijks kwamen er nog verschillende hoge jagers en hoge jagerinnen om, vanwege de grilligheid van de steen. Niemand kon de steen eigenlijk vertrouwen. De steen was als een onvoorspelbaar roofdier. De steen werd gehoorzaamt uit pure angst.
4. Op een dag gebood de steen te worden geworpen in de rivier. De steen werd gedragen door zeven door de steen geselecteerde hoge jagers. Toen de steen in de rivier werd geworpen, werden de zeven hoge jagers gedood door een straal komende vanuit de steen. De steen werd zacht en begon te veranderen in een zwarte slachter die de rivier overzwom.
5. 'Het sieraad, waar is het,' sprak de slachter met een trage en lage stem.
Even werd ik duizelig, en voelde mij alsof ik zou flauwvallen.
6. 'Wat ga je ermee doen,' vroeg ik. 'Gaat je niet veel aan, denk ik zo,' sprak de slachter. Aarzelend gaf ik het sieraad aan de slachter.
7. De slachter greep het sieraad, en ging er snel vandoor. Zij dook in de rivier en werd weer een steen, die in de diepte van de rivier zonk. Er was veel donder en bliksem. Velen stierven. Ook waren er aardbevingen.
8. 'Neem mij weer op, en breng mij tot mijn tempel !' bulderde de steen vanuit de rivier. Een groep jagers en jagerinnen namen de steen op uit het water, en brachten de steen tot de woestijn, tot achter het voorhangsel van de tempel. Toen de steen op zijn plek was vielen de jagers en de jagerinnen die de steen hadden gedragen of aangeraakt dood neer. Er was grote paniek in de tempel. Anderen keken geschokt toe, en sommigen verborgen hun gezicht. 'Bedek u nu, opdat u niet zult sterven,' sprak de steen.
9. Vanaf toen droegen de jagers en jagerinnen van de tempel pijen. Dit leek de steen wat te sussen. Maar nog steeds had de steen soms woede uitbarstingen, en dan kwam er rook, vuur en bliksem van de steen af. Soms vielen er doden. 'Hoe kunnen wij u het beste dienen ?' sprak een jagerin.
10. 'Luister,' sprak de steen. 'Ik ken jullie hart. Voor mij kun je niets verbergen.'
11. 'Ik weet het, heilige steen,' sprak de jagerin. 'Maar onderricht ons.'
12. 'Buig voor mij,' sprak de steen, 'opdat u leeft.'
13. Ze boog, en ging op haar knieen.
14. Het orakel begon steeds meer gestalte te krijgen, met de steen in het midden. Daar stond het als een groot relikwie, een groot mysterie en een groot raadsel. In vrees vielen de jagers en jagerinnen voor het beeld neer. Met grote angst in hun ogen, maar ook met verbazing en verwondering keken ze naar de gevaarlijke steen. Ze waren in ieder geval blij dat ze nog steeds leefden. Het had natuurlijk heel verkeerd kunnen aflopen met zo'n heilig object in de buurt. Nog steeds kenden ze niet de ware aard van de steen, en wisten zij niet waar de steen op uit was. Nog steeds vreesden ze voor hun leven. De steen had geen medelijden gehad met velen van hen.
15. 'Zij heeft voor het beste deel gekozen,' sprak de steen : 'Onderricht.'
'Onderricht ons !' riepen ineens wat jagers en jagerinnen. 'Wij staan open voor u, wat u ons te zeggen heeft.'
16. De steen droeg hen op om optochten te houden in pijen met kappen. In de steen waren visioenen over barbaren in grote gevechten die veel bloed vergoten.
17. De steen droeg hen op de rivier te volgen, dieper de natuur in. Het orakel waarin de steen zich bevond moest in een kist met lange draagstokken meegenomen worden. Niemand mocht omkijken. Zij die dat wel zouden doen zouden dood neervallen, of in de grond wegzakken. Ook smolten sommigen die omkeken gewoon weg. Iedereen was in grote angst.
18. Er viel niet te spotten met het gezag van de steen. De steen was hypergevoelig en levensgevaarlijk. Velen huilden, en durfden niet eens meer te denken, bang om aan de steen ongehoorzaam te zijn.
19. Ergens aan de rivier stopten ze. De steen wilde rusten. Zij moesten een tent maken voor de steen, en weer moest de steen achter een voorhangsel geplaatst worden.
20. Ineens brak er een vloeistof los van de steen. Ook stroomde er een vastere stof uit de steen. 'Hier zullen jullie voortaan van leven,' sprak de steen. 'Eet en drink nu.' Ze kwamen dichterbij tot de steen achter het voorhangsel, die nog steeds in de kist stond met de lange draagstokken, en deden wat hen gezegd werd : Ze aten en dronken.
21. Maar verder was het stil. Ze waren nog steeds in grote angst, en velen durfden niet zomaar te spreken.
22. 'Ku Ku !' riep een jongetje, en begon te dansen voor de steen.
23. Sommigen hadden hun hand voor hun gezicht gedaan, omdat ze bang waren om te zien wat de steen met het jongetje zou doen.
24. 'Gekke idioot !' riep het jongetje. Zijn moeder gaf hem een draai om z'n oren. 'Zeg zulke dingen nooit,' sprak ze met grote boosheid en angst in haar ogen. Ze wilde haar zoontje niet verliezen. 'Hij …. hij is niet in orde,' stamelde ze. 'Vergeef hem, hij bedoelt het niet zo.'
25. 'Ik wil met je vechten, idiote steen !' riep het jongetje weer. Iedereen was geschokt, en verbaast dat de steen het jongetje niets aandeed.
26. Het jongetje begon te lachen. 'Kun je ook levend worden ?'
Plotseling stond de zwarte slachter voor hen. Sommigen gilden. Anderen begonnen te huilen.
27. 'U houd ervan mensen aan het schrikken te maken, hè ? U houd ervan mensen bang te maken,' sprak het jongetje.
28. 'Ik ben hier om te helpen,' sprak de steen.
29. 'Wie bent u ?' vroeg het jongetje. 'Zovelen zijn er omgekomen door jouw toedoen.'
30. 'Ik weet het,' zei de slachter. 'Zij waren allemaal …. spionnen !' bulderde de slachter. 'Ik ben jullie beschermer !' bulderde de slachter. 'En kijk hoe jullie mij behandelen. Ik heb geen kwaad in zin.'
31. 'Dat zeggen ze allemaal,' zei het jongetje.
De slachter liep naar het jongetje toe, en nam de jongen in haar armen. 'Je weet het … dat ik geen kwaad in zin heb …,' sprak de slachter. Het jongetje knikte. 'Mag ik bij u wonen ?' vroeg het jongetje.
32. De slachter zette het jongetje weer neer, stapte in de kist en veranderde weer in de steen. Allen bogen voor de steen, maar het jongetje danste. Het jongetje scheen het hart van de slachter gewonnen te hebben.
DE STORMBLOEM
1. Ze cirkelen altijd weg, De donder achterlatende, Traag gaan ze, ze hebben geen haast, Maar ze zijn op weg naar de uitgang, Zij laten cirkels achter
2. Zij maken cirkels om hun prooi, Niet om toe te naderen, Maar om te verlaten
3. Niemand kan hen stoppen, Hun cirkels zijn dodelijk
4. Zij maken tragiek, En worden steeds stiller, Steeds minder beantwoorden zij vragen
5. Het is het ritueel van de stormbloem, Het is de nachtelijke dans, Om alles af te leggen, De naaktheid is hun boodschap
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Dec 27, 2015 1:35:54 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Dec 27, 2015 1:35:54 GMT 2
HET BLOED
1. Dit leven is een nachtmerrie,
Je moet wakker worden,
Dit is het ware leven niet
2. Schud alles van je af,
Draai in cirkels om alles los te laten,
Op de berg zullen we elkaar ontmoeten
3. Iemand slaat op je in met vuisten,
De vrouw met de rode laarzen richt het beeldscherm op,
Nu is alles achter glas verborgen
4. We mogen er alleen naar kijken, maar niet aanraken,
Alles is onder Haar hoede
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 4, 2016 15:40:29 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 4, 2016 15:40:29 GMT 2
DE GOKAUTOMAAT
1. Een van de ogen had een ring van woede. Dit was hoe het de slaven onder controle hield. Het kon hen eenvoudig doden door de radiatie. Telkens als een slaaf probeerde te ontsnappen zou het pijn veroorzaken, zoveel pijn dat ze neer zouden vallen. Vele slaven leefden in grote pijn met zware lasten vanwege dat het in hun hoofden leefde. 2. Plotseling waren er overal piraten, met gezichten van spot. Ze kwamen niet van een ander schip, maar gewoon vanuit het water. De piraten namen de ogen eruit, en duwden het in het water, waar het begon te bloeden in de zee. 3. Die dag veranderde de zee in bloed. De piraten lieten het schip zinken. Nu zouden de slaven veroordeeld worden. Sindsdien noemden ze het de bloedende oceaan. Ik kon ontsnappen. Ik was de enige slaaf die het overleefde. Ik dankte mijn leven aan datgene wat nog steeds in mijn hoofd leefde. 4. Het was altijd bij me. Het leefde in me, en het gaf mij grote vermogens. Het had me geketend. Het wilde me niet laten gaan. Ik had het wapen nu, en de woede. 5. Het was in deze dagen dat ik het een beetje kon vergeten, mijn eigen weg vindende, maar ik had een merkteken voor het leven, en het leefde in mij. Het zou voor eeuwig in mij blijven. Dat was mijn lot, en ik moest er het beste van maken. 6. Het scheen een intelligente schepping te zijn, en het maakte een sieraad van mijn verleden, maar het nam van mijn vermogens en heerste over mij. Er waren tijden dat ik me hierdoor heel zwak voelde. Ik probeerde vrede te krijgen met deze zwakheid. Het was vreemd zaad. 7. Ik kon nooit heersen. Mijn krachten sijpelden altijd weg. Het was als spasme. Ik was de sterkste en de zwakste op hetzelfde moment. Het was alsof iets me stak de hele tijd, iets diep van binnen, zodat ik nooit zou oprijzen tot heerschappij. 8. Het leidde mij naar de wildernis, de grote woestijn, waar ik na dagen in de bloedende zon kwam tot een nederzetting. Mijn huid was brandende. De heldere witte stenen van de nederzetting waren groot. 9. Ik hoorde het geschreeuw van kinderen komende vanuit de nederzetting. Ze schreeuwden in rijdende kooien. Ik voelde mij zwak, en viel neer. Toen ik wakker werd was ik in een tempel. De pilaren waren helder wit. Nog steeds was er het gehuil en geschreeuw van kinderen. 10. Ik voelde me leeg. Ik kon niet denken. Het was alsof iets mijn laatste krachten had genomen. Ik zonk weg in mezelf. Het visioen ging uiteindelijk weg van mij en ik bevond me weer in de woestijn. Ik wist niet waar ik moest gaan, maar dat wat in me leefde zou mij leiden. Ik vroeg me af waar ik was, maar toen vergat ik alles. Het was brandende in mijn hoofd, en het bracht slaap en vergetelheid. 11. Ik wachtte op de nacht. Ik wist niet wat ik zag. Ik zag gevaarlijke, grote zwartblauwe panters. Ik zag hen met kinderen in hun bekken. De panters brachten de kinderen tot een vuur. 12. Maar snel bevond ik mij weer in de woestijn. Het was duister in de woestijn, met tekens van bloed in de lucht. Mijn visioenen speelden spelletjes met mij. 13. De woestijn begon steeds meer op een oerwoud te lijken. Ik voelde mij als een speelbal. Ik was in een orakel. Ik zat opgesloten in een machine, een gok-automaat. 14. Uiteindelijk werd ik bevrijd door een vrouw. Zij leidde mij naar een plaats waar de meest gevaarlijke stenen schenen te bestaan. Ik zonk weg in diepe angst, en uiteindelijk betaalde ik een hoge prijs voor mijn bevrijding. Het orakel was vernietigd en ze zochten wraak. Ik moest vechten voor mijn leven en vrijheid. Ik vroeg me af of ik wel echt bevrijd was van het orakel. 15. Ik realiseerde mij dat de piraten ook niets dan slachtoffers waren van het orakel. Het was een machine van democratie. 16. Er waren veel gok-automaten hier, en de piraten hielden ervan. Ze waren op zoek naar goud, geld en schatten. 'Geld is de wortel van al het kwaad' stond geschreven op de gok-automaat. Ook kinderen speelden erop. 17. Ik realiseerde mij dat ze allemaal scheppingen waren van het gokspel. Het was een gulzig monster, als een groot geheim. Ik kon een nieuwe wereld zien vanuit hier : lange uitgestrekte jachtvelden. Alleen datgene wat in mij leefde kon mij over deze velden leiden. 18. Het hielp mij om uiteindelijk vrij te komen van de piraten, door het wapen te leren kennen. 19. Er is een weg uit de machine. Wanneer iemand de steen overleeft zal een andere steen toeslaan.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 4, 2016 18:30:32 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 4, 2016 18:30:32 GMT 2
DE MACHINE
1. Niemand had verwacht dat de koppensneller zou terugkeren nadat Hannah haar had verjaagd. Maar het was alleen om nog harder toe te slaan. Ze ging terug naar haar hoofden, waar ze de schedels van haar vijanden op palen had gestoken, en zelfs van hen die tot haar naasten behoorden. Ze was de horror van de rivier. Niemand kon een confrontatie met de koppensneller echt verklaren. Ze nam het verstand weg en het gevoel, om uiteindelijk hun hoofden te nemen. Ze was geobsedeerd met hoofden. Ze beschilderde hen, decoreerde hen met veren en sieraden. 2. Zijzelf was gesierd met vreemde, misleidende sieraden. Telkens wanneer iemand naar haar keek verloren zij zoveel van hun levens. Ze was een gevaarlijke vrouw. 3. Hannah stond voor haar hol, haarzelf wassende in het meer. De koppensneller was teruggekomen. Hannah nam haar speer. Ook de kopensneller waste haarzelf in het meer, terwijl ze zong. Zij was een verzamelaar van hoofden. 4. De koppensneller nam kinderen weg, om hen te leren te jagen voor hoofden. Zij nam hen over de rivier. 5. Nadat de koppensneller Hannah's schedel had genomen, vond Hannah's ziel een woest schip in de lagere onderwereld. Op de rivier van de dood nam ze het schip. Het was een oorlogsschip. 6. Op het schip hadden ze niet veel sieraden, maar wat ze hadden was speciaal. Ze konden het verstand en de ziel van hun prooi ermee vangen. Het beschermde hen ook tegen zielejagers. 7. Op een nacht kwam de koppensneller tot het oorlogsschip. Ze nam hun hoofden en ving de ziel van Hannah. 8. Ze ontwaakte op de velden van een lagere onderwereld, terwijl haar rug was gespietst op een paal. Haar voeten waren gebonden aan de paal, en haar handen waren gebonden op haar rug. Ze was tussen de schedels van wolven in zwarte gewaden. Een van hen rijtte haar huid open en nam haar hart uit haar borst. Hannah schreeuwde en krijste. Een van hen nam een bijl en hakte haar hoofd af. 9. Het enige wat toen nog over was was een machine met zoveel bloederige hoofden van de onthoofden. De machine was genaamd de Machine van Democratie. Deze bloederige hoofden hielden alles bezeten. Binnenin was een arena die de vloeistof van de eeuwige verdoemenis voortbracht. In grote woede nam Hannah een wapen van de machine en begon op de hoofden in te slaan in een bloedbad. Deze hoofden hadden geen schedel, alleen hersenen. Het leek op vreemd rubber of plastic.
10. Plotseling begon de machine te draaien als een krankzinnige, en de hoofden begonnen te discussieren en debatteren wat uitliep op een groot gevecht. 11. Hannah kon haar weg omhoog klimmen tot waar ze vandaan kwam, op zoek naar de koppensneller. Maar de hoofden van de Machine van Democratie leken haar te volgen op een afstand. Ze had nu het geheim van de koppensneller gezien. Het was een vreemde kermis van hoofden, die de politiek van de hogere onderwerelden bezeten hielden. Maar het was wetteloze politiek, een vreemde arena genaamd Democratie, wat het eeuwige bloed van verdoemenis liet vloeien. 12. De arena gaf geboorte aan zoveel kinderen. Het was een eeuwige oorlog. 13. Wat zou er gebeuren als al deze maskers afgerukt zouden worden ? 14. Het was een vreemde spiegel op een vreemde kermis.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 8, 2016 16:39:13 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 8, 2016 16:39:13 GMT 2
DE WITTE ROOS
1. Ze zijn de kleermakers van je dromen, Ze zijn de kleermakers van je geweten, Je weet nooit waar je bent, terwijl je denkt dat je het weet, Je bent er zelfs heel zeker van
2. Ze zijn de dromers, zo ver weg, Ze verkopen hun dromen in de nacht, De woorden lijken altijd weg te vagen, In dit vreemde sieraad
3. Het is allemaal dieper binnenin, Vreemde speelkaarten in de lucht, Boeken, het alfabet van pijn
4. Het is als een nieuwe drug, een nieuw medicijn, Ze weten niet meer waar ze zijn, Hier begint een andere droom
5. Het is vreemder dan ze zich konden voorstellen, Je weet nooit wanneer je echt wakker bent, Wanneer Zij in de buurt is, Ze realiseren het niet, Ze zijn ver weg
6. Ze slapen als een witte roos, Terwijl een droom zo diep in hun harten valt, Het is een druppel van bewustzijn, Zo ver weg in de verte, Ze proberen het te vangen, maar ze vallen dieper weg, En het is alsof het honderd jaren duurt om weer op te staan, Om nog een poging te doen om de druppel van het bewustzijn te vangen, Maar ze falen weer, en vallen zelfs dieper, Nu is het alsof het duizend jaren duurt voordat ze een nieuwe kans krijgen
7. Maar ze realiseren het niet, Ze zijn te ver weg, Iemand schreeuwt en ze worden wakker, Dan vallen ze weer in slaap, Ze dromen allemaal over donder buiten, Donder en regen, Zij spreekt in een taal die zij niet verstaan
8. Dit zijn de dansen van het slaaplied, Hij voelde zich zo alleen nu, Maar het deed hem geen pijn, Het was alsof hij diep zweefde in de zeeen van genezing, Het was alsof zijn geheugen niet meer bestond, Want het was alleen maar een zieke interpretatie, Van een gespleten verstand, terwijl er iets tussenin zat, Zoveel dingen weghoudende
9. Hij wil niet meer terug, hij wil alleen dieper, Er is een zachte donder in de lucht, Witte donder, terwijl de hemelen openscheuren, Hij zonk in een nieuwe realiteit, Zijn ogen vertelden een honderd verhalen, Het was als een mozaiek
10. Toen hij wakker werd wist hij niet wat hij met de droom moest doen, Maar het was draaiende in zijn hoofd, Het hield hem opgesloten in een nieuwe wereld, Terwijl hij wegsmelt
11. Zij was een genezer, een jager, Zij is de Heerin van slaap, van het medicijn, Zij maakte al zijn dromen, Waarheden met een paar druppels van leugen, Om hen te trekken tot Haar velden
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 11, 2016 20:00:22 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 11, 2016 20:00:22 GMT 2
DE GROTE MISLEIDING
1. De oorlog is alleen in de diepte. 2. De oorlog is alleen symbolisch. 3. Het is niet materieel. 4. Hoe bent u ertoe gekomen de oorlog materieel te zien ? 5. Ziet dan, gij bent misleid door de armelijke stadgeesten.
DE DROOM
1. In tuinen zullen zij voor eeuwig wonen, Waarin zij tot de laatste bloem zullen gaan, De bloem zal over hen waken, De bloem zal tot hen spreken en hen leiden, De hekken houden hen veilig
2. Tot de wateren der bloemen zullen zij gaan, Opdat zij dromen zullen dromen
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 16, 2016 19:12:21 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 16, 2016 19:12:21 GMT 2
DE BOMEN
1. Een jongen schrok wakker. Wat had hij toch vreemd gedroomd. Hij had een vreemde ziekte, waarin hij vaak flauwviel, en vaak kon hij moeilijk praten. Ook had hij vaak last van verkrampingen, en dan kon hij zich vaak niet bewegen.
2. De jongen had een obsessie als het op bomen aankwam. De volgende nacht had de jongen weer dezelfde droom. Nacht na nacht kwamen de dromen terug, en zelfs overdag. Hij werd er erg moe van.
3. Het was over een streng bewaakte stad onder de grond, die uitliep in het bos. Boven de grond kwamen aanslagen op grote schaal voor.
4. Bij de schuilplaats aangekomen werd hij naar een speciale afdeling gebracht. Hij kreeg een ruime kamer toegezegd, maar al snel kwam hij erachter dat het een val was. Hij kon zijn kamer niet meer uit. Op de muur was een scherm, als een soort televisie.
5. 'Voor de veiligheid hebben wij uw kamer op slot gedaan. Dit is maar voor even. We willen eerst een aantal dingen van u weten.'
6. Hij kreeg een klein appartementje in een ander deel van de ondergrondse stad, waar hij met een soort van metro naartoe werd vervoerd. Het was er erg donker. Alles was erg stoffig en droog. De buurt was ook duister, en de lift in het gebouw was oud, en leek hem zelfs gevaarlijk. Er zat geen alarm bij, dus wat zou er gebeuren als de lift vastliep.
7. Na wat verkenning kwam hij weer terug in z'n donkere appartementje. Er lag een brief op tafel, waarop stond dat als hij betere voorzieningen wilde, dan moest hij lid worden van iets, zij die langs de huizen zouden gaan om leden te werven.
8. Ditmaal kwam hij in een lichter deel van de ondergrondse stad terecht. Hij kreeg een ruim appartement, en er waren gezamenlijke gangen en zalen waar hij medebewoners van dit stadsdeel kon ontmoeten. Hij wist zeker dat er onder de anderen ook lieden tussenzaten die net als hem noodgedwongen waren hier te komen.
9. Hij voelde zich min of meer ontvoerd, maar hij was in ieder geval tot nu toe veilig. Er mocht geen persoonlijke informatie worden uitgedeeld, anders zou dat leiden tot verwijdering.
10. Hij was niets meer dan een nummer, met een opgelegde identiteit. De sfeer was zowel gespannen als rustgevend. Hij was blij dat hij beschermd werd, maar voor hoe lang ?
11. Na een tijdje was het voor hem dan de eerste keer om langs de huizen te gaan. Hij werd ingedeeld naast een vrouw. De vrouw zei niet veel. Misschien was ze ook wel bang om teveel te zeggen. Ze durfde hem ook nauwelijks aan te kijken.
12. Bij het eerste huis werd de deur direkt weer voor hen dichtgesmeten. Na een tijdje werd het de vrouw teveel, en ze rende weg. Hij wist direkt dat zij ook een slachtoffer was. Na een tijdje kwam ze weer terug met gebogen hoofd. Ze wist dat het leven buiten voor haar veel gevaarlijker was.
13. Maar aangekomen bij de toegangslift voor de ondergrondse stad werd ze geweigerd. Werden ze dan ook al boven de grond in de gaten gehouden ? Hij mocht wel naar binnen, maar wist dat als hij afwijkend gedrag zou tonen, dan zou hij ook geweigerd worden.
14. Hij besloot zijn hoofd koel te houden, en gewoon zijn plicht te doen. Wat kon hij anders ? Maar hij had meer en meer het gevoel dat hij van zijn eigen identiteit werd beroofd.
15. Op een gegeven moment tijdens de ledenwervingen werd het hem teveel, en rende weg, net zoals de vrouw waar hij eens mee werkte. Zou ze nog leven ? Hij wist dat er voor hem nu geen weg meer terugwas. Hij besloot naar het bos te gaan.
16. Na een lange zwerftocht kwam hij bij een boshuisje aan. Stilletjes sloop hij naar binnen. Zou er iemand wonen. Opeens werd hij van achteren op z'n hoofd geslagen. Na een tijdje werd hij wakker in een bed. Een vrouw zat bij z'n bed. 'Het spijt me dat ik je neer moest slaan. Ik wilde geen risico lopen.'
17. De vrouw was er achter gekomen dat ook hij een ontsnapte was. Ze vertelde hem dat zij en haar zusters hier woonden. Na een tijdje kwamen ook de andere vrouwen thuis. Ze besloten dat hij wel bij hen mocht wonen zo lang. Maar hij vertrouwde het niet helemaal. Hij wilde niet het slachtoffer worden van iets nieuws. De vrouwen gedroegen zich vreemd. Toen hij vertelde dat hij liever verder het bos in wilde greep één van de vrouwen een wapen, en richtte het op hem. 'Er gaat hier niemand weg,' zei de vrouw. 'We kunnen jouw veel te goed gebruiken.' Hij vroeg zich af waarvoor.
18. Hij had nog steeds erg veel pijn in zijn hoofd, en ging weer liggen. Eén van de vrouwen haalde wat water voor hem. Midden in de nacht werd hij wakker, maar merkte dat de vrouwen hem met riemen aan het bed hadden vastgemaakt. Wat had dit nu weer te betekenen ?
19. Hij kon maar moeilijk spreken, moeilijk bewegen, en had neigingen om flauw te vallen. Het was een soort afweer-systeem. Hij vond het allemaal best, als hij maar veilig was. Hij wist dat hij nu bij een duister genootschap aangesloten was, maar hij kon niet anders.
20. Hij moest zijn mond opendoen voor een apparaat, en er werden foto's gemaakt. Hij mocht absoluut niet agressief overkomen. De trainingen gingen nogal diep, en hadden zelfs het agressieve karakter waar hij altijd zo bang voor was geweest.
21. Hij raakte diep depressief. Hij keek naar buiten, naar de bomen. De natuur was nog steeds prachtig, ja, dat wel. Zij hadden niets tegen de natuur. Hij zou hier de rest van zijn leven wel willen blijven. Waar moest hij anders naartoe ?
22. Opeens schrok hij wakker. Wat voor een drugs hadden zij hem gegeven.
23. Je wordt bestraald. Dit vormt jouw realiteit, maar het is maar een droom. Zelfs dit is een droom.
24. De jongen zei niks, maar bleef stil liggen.
25. Je droomt slechts, en je leven was een hardnekkige droom, als een hardnekkige vloeistof in je hersenen. Wat wilden ze toch van hem ? Wat voor zin had alles nog ? Of kreeg hierdoor alles weer zin ?
26. Het leek wel alsof hij van droom naar droom ging. Alsof hij in een vreemdsoortige lift zat. Waar zou de tocht eindigen ? De dromen die je op een bepaalde manier ervaart, maar als je er afstand van doet blijkt het iets anders te zijn.
27. Was dit soms weer een experiment ? De jongen wist het niet. Bestond de aarde nog wel ? Heeft de aarde wel echt bestaan, of is hij gered door buitenaardse wezens ?
28. Zie je die zwarte planeet in de verte ? Dat is de zwarte planeet. Als levend wezen dien je te leven vanuit de verborgen dingen, zoals de zwarte planeet.
29. Daarna kreeg hij een eigen kamer toegewezen. De deur werd op slot gedaan, en de jongen wist dus dat hij een gevangene was. Maar goed, was dit kwaad bedoeld of om hem ergens tegen te beschermen. In zijn kamer stond een grote computer. De energieen waardoor deze computer werkte waren van de zwarte planeet. Elke energie was een bepaalde laserstraal van de zwarte planeet, en tezamen vormden ze letters op het scherm.
30. Via een keyboard kon de jongen boodschappen intypen, en spreken met hen. Maar snel kreeg de jongen last van zijn hoofd en ging op bed liggen. Na een tijdje ging er een zoemend alarm aan. De kamerdeur ging open en iets rende naar de jongen toe.
31. 'Maak je klaar,' zei het, 'we gaan naar de zwarte planeet. Je zult een speciaal pak aan moeten doen dat in de kast ligt om bestand te kunnen zijn tegen de straling.' De jongen had een bepaalde tijd om het pak aan te doen. Het pak voelde erg dik en zacht aan, als dikke vla, en de jongen kon er goed in bewegen.
32. Na een tijdje moesten ze uitstappen. Eerst moesten ze door een lange tunnel heenlopen, en toen kwamen ze in een hal terecht waar een kanaal was met vreemde stromen energie. Ze waren in een ingebouwde capsule gekomen binnenin de zwarte planeet, in de kern. Het was een grote capsule.
33. Hij zag een heleboel wezens in pakken lopen, en liep achter ze aan. Langs de kanten van het kanaal waren stroken waarop je kon lopen, met wat deuren aan de zijkant. De wezens liepen door de deuren heen, en ook de jongen ging door een deur heen. Hij moest over platen lopen die allerlei energie-patronen hadden, en zodra hij erop stapte voelde hij rare dingen door zijn lichaam schieten, en door zijn mond, en kon hij heel diep inhalen. Zijn bewegingen werden scherper en sneller, en veel geconcentreerder, en alles werd zachter en zachter.
34. Weer schrok hij wakker. Door van droom tot droom te gaan, en van ontwaking tot ontwaking verplaats je jezelf. Hij was nu heel diep in de kern van de zwarte planeet. De jongen had nog steeds z'n pak aan, maar dit had nu een andere kleur.
35. Dit is belangrijk om nog dieper in de zwarte planeetkern te kunnen. Dit sap zal er voor zorgen dat je niet inwendig geroosterd zult worden.
36. Alle uitkomsten werden op een groot scherm genoteerd. Het was een vreemd alfabet. Het was het alfabet waarmee de zwarte planeet sprak. Plotseling kwam er zwarte bliksem tevoorschijn.
37. Weer leek het alsof de jongen heel snel miljoen keer wakker werd, en hij voelde zich heel licht worden. Vanuit de verte werd er geroepen : Hij komt aan tot de diepere kernen van de zwarte planeet, dichter en dichter.
38. Het leek op een vrouwenstem, maar de jongen wist het niet zeker. In de verte zag hij een woestijn die voor zijn ogen bewoog, met bijna een spiegelend oppervlak.
39. 'Ik heb je nodig,' zei de zwarte boom. 'de zwarte planeet staat op uitsterven. Als de vlam dooft, dan gaan we er allemaal aan.'
40. 'Ik heb je nodig,' echoode het door het hoofd van de jongen. Maar de jongen was ver weg in zijn herinnering. Het leek wel alsof al zijn oude dromen weer werden afgespeeld. Toen de jongen wakker werd wist hij direkt wat er was gebeurd. Hij had een gevaarlijke soort drugs gebruikt, waardoor hij al deze vreemde dromen had gehad, waarin hij iemand anders was, en wat leek alsof het jaren en jaren duurde. Er was slechts één nacht voorbij. Zijn vriendin lag naast hem. Ze sliep nog. De jongen kon zich herinneren dat hij de drugs voor het slapen gaan had ingenomen.
41. Hij draaide zich naar haar toe. Misschien moest hij haar wel verlossen. Heel zacht begon hij tegen haar te fluisteren : 'Alles is okay, alles is goed, je bent bij mij. Je bent veilig.' Plotseling werd het meisje wakker en omhelsde hem heel stevig. 'Houd me vast,' rilde ze, 'laat me niet meer teruggaan, er is overal vuur.'
42. Maar weer viel het meisje in slaap, en de jongen wist nu dat het ernst was. Weer begon hij zachtjes tegen haar te fluisteren, en hij aaide haar heel zacht. Na een tijdje werd het meisje weer wakker, en schreeuwde : 'Blijf van me af, wie ben je ? Wie denk je wel niet dat je bent.' Ze ging rechtop zitten en begon hem te slaan, terwijl de jongen haar probeerde te kalmeren.
43. Na een tijdje was het meisje bij positieven. Samen zaten ze rechtop in bed. De jongen had wat water gehaald voor zijn vriendin. Toen ze haar verhaal vertelde leek het erg veel op het verhaal van de jongen. Plotseling werd de jongen weer wakker. Hij wist dat er wat aan de hand was. Hij keek in de ogen van een indiaan. Hij kon zich niet bewegen.
44. Oh zwarte planeet, brenger van al het leven, gij die de bomen draagt, aanvaard dit offer, en spreek weer. De jongen wist dat hij elk moment weer wakker kon worden. Waren dit alleen maar schijn-realiteiten in zijn hoofd ?
45. Het leken wel de laagjes van zijn ziel die elk een onafhankelijk leven leiden, en het leek wel alsof ze nu in razend tempo bij elkaar kwamen. De indiaan nam hem mee naar zijn stam, en riep iets. Vanuit alle kanten kwamen indianen. De jongen wist niet goed waar hij in terecht was gekomen. Hij hoopte maar dat hij snel weer wakker zou worden.
46. Was hij de gevangene van een drug ? Was het gewoon één van de patronen van ervaring, of was het een gevaarlijk iets dat hoe dan ook uitgebannen moest worden. Maar door wie ? En wie zei hem dat dat dan realiteit zou zijn ? Wat was nou de echte realiteit ? Of was de realiteit een opsomming van hoe je dingen beleefde ? Dan had iedereen dus een andere realiteit. Waar moest hij naartoe ? Of was hij juist echt tot leven gekomen ? Niemand wist het, en niemand kon het hem vertellen.
47. Hij probeerde zich te herinneren of hij drugs had gebruikt. Ja, hij had dat gedaan, maar dat bleek een droom te zijn. En het was een droom in een droom. Als een draaiend iets wat telkens terugkwam. Of was hij misschien echt het slachtoffer van experimenten van buitenaardse wezens ? Of was het juist zijn ontsnapping. Waren zij zijn redders ?
48. Dat hij altijd weer kon ontsnappen in een andere droom. Iets was nooit echt helemaal waar, en dat begon hij steeds meer te beseffen ... alles was niets dan een hardnekkige droom ... zo hardnekkig, met allerlei vertrouwelijke gezichten ... met iets dat hij 'familie' zou kunnen noemen. De delen van de familie waren de hardnekkigste elementen uit die chronische droom, want die delen bleven bij je, ook al koos je ervoor om ze stukje bij beetje te verwijderen uit je leven.
49. Je kon wel uit je familie gaan, maar hoe kreeg je je familie uit je weg. Het waren diepe littekenen, als tatoeages van bomen. Ze waren te diep in je geworteld om je diepere betekenissen te laten zien. Het waren de verborgen delen van je ziel, waar je een eigen voorstelling van had gemaakt ... de bomen.
50. Alles was zo fragmentarisch. Het leek wel alsof de dromen van identiteit verwisselden.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 16, 2016 21:33:02 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 16, 2016 21:33:02 GMT 2
DE IJSZEE
1.Die nacht heeft hij een droom. Hij droomt dat hij langs een eenzaam moeras loopt en plotseling door een hand in de diepte wordt getrokken. 2.Het is een zwarte handschoen met een gouden ring die hem in de dieptes van het moeras trekt. 3.Dan beginnen er ineens angstaanjagend schelle deurbellen te rinkelen, dat het lijkt alsof zijn oren knappen. Dan komen er ineens kinderen binnen. Ze hebben strakke angstaanjagende blikken en lopen bijna in slowmotion op hem af, die zich niet meer kan bewegen. Ze hebben lange scherpe ijzeren pinnen in hun handen. Dan hoort hij een ijselijke schreeuw. De schreeuw wordt steeds scheller, en steeds meer stemmen beginnen te schreeuwen, totdat hij voelt dat alles in hem begint te branden. Is dit de hel ? Hij hoort babies gillen en het is alsof een stel uitgehongerde dieren hem van binnenuit beginnen aan te vreten. Dan wordt hij wakker met een schreeuw. 4.Het was alsof hij door deze droom al zijn zelfvertrouwen had verloren. Hij probeerde zijn werk weer op te pakken, maar alles ging zeer moeizaam. 5.De nacht erna had hij weer een droom. Hij zag een zee van vuur. Vanuit de zee kwamen angstaanjagende figuren opzetten van vuur. 6.Hij werd wakker, helemaal beduusd en verward, alsof hij niet meer helder kon denken. "Wat is er toch allemaal aan de hand ?" dacht hij. Hij was er slecht aan toe. Hij had moeilijkheden met spreken en ademen, en was erg duizelig.
7.Zijn leven stond op z'n kop. Hoe zou zijn vriendin hierop reageren. Hij stelde vele vragen, en het gesprek duurde tot diep in de nacht. 8.Hij kreeg in ieder geval een aantal boeken, die hij zeker zouden lezen. 9.Zij stond geheel achter hem. Ze was altijd al zijn stille kracht geweest, maar op een dag kreeg hij de schrik van zijn leven. Er lag een brief van haar in de brievenbus. Ze dacht dat hij gek geworden was.
10.Hij begon dromen te krijgen voor anderen, maar hij werd veelal afgewezen en bespot. Men wilde zijn boodschappen niet horen. De dromen begonnen wilder te worden, en steeds vaker begon hij over apocalyptische taferelen te dromen. Zijn boodschappen kregen steeds meer een waarschuwend karakter, en anderen begonnen bang voor hem te worden. Zijn boodschappen waren raak. 11.Maar na een golf van boodschappen en actie begon hij op droge terreinen te komen. De dromen en visioenen werden vager, en tenslotte had hij het gevoel dat hij afgeweken was. Hij had houvast aan hen die hem vertelden dat afzondering en droogte zo belangrijk waren. "Het paradijs is omringd door woestijnen." 12.Hij begint boeken te schrijven, maar hij merkt dat iets hem probeert tegen te houden. 13.Midden in een droom begonnen zachte bellen te rinkelen, en het was alsof hij in brand stond. Z'n hele lichaam begon te schudden en te transpireren. Zijn handen begonnen te tintelen en te branden. Hij wist dat wanneer hij zijn handen ergens op zou leggen, het zou kunnen wegsmelten. Hij merkte dat hij de hitte kon bepalen met zijn oog. Hij merkte dat hij nu langzaam wakker begon te worden. 14.Dit was niet zomaar vuur. Hij bracht de rest van de nacht door om te bemerken hoe dit vuur zich in hem verspreidde. Hij bemerkte dat er niet veel tegen dit vuur opgewassen zou zijn.
15.Langzaam maar zeker voelde hij zichzelf wegzinken in een enorme identiteits-crisis. Was dit dan dat moeras waar hij over gedroomd had ? Hij begon aan alles te twijfelen. Waren die dromen wel echt ? En zo ja, waren ze wel betrouwbaar ? 16.Hij voelde nog steeds het vuur, maar het was alsof het vermengd was met ijs. 17.De zee van ijs zal het zicht verscherpen. 18.Hiermee zal je het zicht van de volkeren kunnen genezen. 19.Hij zag het als de juwelen van de wereld, de poorten naar de schatkamers in het binnenste van de aarde. Hij was diep symboliek, houdende van gedichten en kunst. Hij kon systemen doorzien. 20.Op een nacht kreeg hij een droom, over moeilijk opvoedbare kinderen. De moeilijk opvoedbare kinderen werden zo genoemd omdat ze niet beinvloed konden worden door de onderverdelingen van de wereld. 21.Hij zag het als een mozaiek, als bomen wiens takken in elkaar verstrengelden. Hij hield van de kunst en de symmetrie. Het mocht dubbel uitgelegd worden. Het was in zijn ogen een spiegelend boek, een wit en een zwart boek, voor beide kanten van het leven als een boek van recht. Telkens weer komt het verhaal van de infiltratie naar voren. 22.Dit begon al in het paradijs. Dan zouden het zelfs twee dezelfde woorden kunnen zijn, met twee verschillende uitleggingen. Dan zou het dus ook heel makkelijk een bedreiging kunnen vormen aan een bepaalde kant van de spiegel. Het boek in spiegelbeeld voor hetzelfde doel. 23.Gij moet de creativiteit van de taal niet aantasten. 24.De boekcode is anders dan simpele lezers zouden denken. Het boek is een kunstboek, een boek van spiegelingen en symmetrie, van woordraadselen, en een code, die uitgelegd wordt aan hen die volgens dit boek een hartsrelatie met de schrijver hebben. 25.Het was een woord geschreven in oorlogstijd, in een tijd van gevaarlijke spionage. Zij moesten hun boodschappen vermommen en beschermen. Het is een cryptische kunst, geen gewoon boek. 26.Woord voor woord, kauwende en slikkende, op zoek naar symmetrie, op zoek naar verbanden en de geheime tunnels. 27.Het een sluit het ander niet uit. Het boek beschrijft verschillende gebieden en verschillende seizoenen. Er is een mogelijkheid om door de verschillende spiegels heen te stappen. Het is een boek met een strenge etiquette, een boek met diepe spelregels, op de rand van het betoverde, je lokkende naar diepere bossen. 28.Als de dag van gisteren herinnerde hij zijn droom over de kinderen. Hij voelde hen trekken aan zijn hart. Hij voelde hun innerlijke bedreigingen. Hij herinnerde de ijzeren pinnen, het geschreeuw .... Iets wat nu komende was .... Deze zielen kwamen van de diepte .... 29.Hij herinnerde het verhaal over de Spiegel, de symmetrie ... als een kunstwerk van mozaiek .... Hij kreeg een visioen .... Hij zag zichzelf zittende op een troon .... Toen zag hij als door een spiegel zichzelf op een zwarte troon .... "Dit was je verleden" .... 30."Een spiegelparadijs, genaamd "aarde". 31.Maar aan beide kanten van de spiegel was hij, ... het maakt niet uit waar je bent ... het maakt uit aan welke kant je staat ... waar je bent in je hart ... In deze capsule van tegengestelde krachten word je gevormd ... In deze capsule van strijdende krachten bevindt zich de trap tot zuiverheid en puurheid .... 32.Het vreemde van deze vuurexplosies was dat ze soms heel specifiek mensen oversloegen. Een ieder wiens hart niet zuiver is zal door dit vuur verteerd worden tot as. Laten uw nieuwsbrigades dit maar verkondigen.
33.Er brandde een zacht vuur in hem ... Hij voelde zich nu ... een kind ... een leven met andere wetten ... een leven zo rijk en zo diep ...
34.Hij ontdekte een nieuwe wereld ... een wereld die vroeger altijd weggewimpeld werd ... waar grote slagbomen voor stonden ... met prikkeldraad en hekken met lange scherpe punten ... Hij was er overheengegaan ... Het had hem bijna zijn leven gekost ... En nog steeds leek het alsof hij zwom in een zee van vuur en ijs .... reikende naar .. de overkant .... 35.Hij begon het materiele meer en meer als een gevangenis te zien ... Hij begon meer en meer de verwoestende gevolgen van materiele communicatie in te zien ... Hij voelde de duistere krachten van licht en geluid ... die hem opgesloten wilden houden in deze aardse gevangenis ... Hij begon meer en meer te leren van de natuur, die hij zag als doorgangen naar het meer-dimensionale ... Hij zag hoe bomen met elkaar communiceerden, planten en bloemen ... Hij zag hoe dieren communiceerden .... dat was niet materieel ....zoveel werelden met elkaar verbindende .... En ja, dit was een fijnere materie ... met een diepere sensitieve inslag .... dit was ervaren ... dit was contact hebben ... dit was leven .... 36.Hij begon meer en meer de natuur op te zoeken .. vooral de bossen … 37.Dan krijgt hij een droom waarin hij de overkant van de ijszee bereikt ...
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 16, 2016 22:45:38 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 16, 2016 22:45:38 GMT 2
HET BEEST
1. Hij voelde zich weer zweven tussen hemel en aarde. Hij had gewoon weer dat vreemde gevoel dat hij geen controle meer had over dingen. Vroeger voelde hij zich altijd zo machtig, alsof hem niets kon overkomen. Hij wist altijd alles bij anderen klaar te spelen. Maar nu ... hij voelde zich ontzettend machteloos.
2. De dag erna is hij ziek, en blijft op bed liggen. Hij voelde zo heet aan, en was zelfs een beetje aan het ijlen.
3. Een paar dagen later is hij weer beter, maar het ijlen is er alleen maar erger op geworden. Hij kon alles weer doen, maar hij zei telkens dat hij nu ergens anders was.
4. Robotten zijn wij, machines, en wij moeten de aarde klaar maken voor de installatie.
5. Hij gaat vaak tekeer als een woest beest. Hij is onberekenbaar geworden.
6. 'Wat heb ik toch met al die malloten te maken,' gromt hij in zichzelf. 'Ik wil niet langer deel zijn in die poppenkast ... Ik ben alles en niets.'
7. Na een tijdje valt hij uitgeput tegen een boom in slaap. Als hij wakker wordt vraagt hij zich af waar hij is. Hij kan zich niets meer herinneren. Het laatste wat hij kan herinneren is dat hij van zijn werk terugkomt, alsof hij zweeft tussen hemel en aarde.
8. Hij heeft ineens zoveel succes in zijn manier van vertellen, en ziet de dingen zo helder, niet alleen om de indringende en boeiende betogen, maar ook vanwege zijn gevoeligheid.
9. Het rode zicht is eigenlijk altijd in zijn ogen aanwezig, en hij noemt het een eeuwig visioen.
10. Het is het zicht van het bloed.
11. Leer van het Bloed : De eerste wet : Niets komt rechtstreeks. Alles komt met omwegen. De tweede wet : Je kunt alleen iets gemaskerd bereiken. De derde wet : De leugen bezit vaak meer waarheid dan de waarheid. De vierde wet : Alles wordt gebouwd op vele raadselen.
12. De vijfde wet : Niets kan de sleutel beter dragen dan een goed en meesterlijk verhaal.
13. Het ging veel over subtiele energie. De energie was zo fijn dat het niet zichtbaar was, maar het kon wel allerlei dingen veroorzaken. Zij zou gedachtes kunnen veroorzaken, beslissingen, en verschillende weersgesteldheden.
14. Zij bewaakt dan ook de stenen tabletten van de leer van het Bloed.
15. De sieraden van het lijden zijn verzegeld met boze machten, en deze moeten eerst verslagen worden.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 17, 2016 20:54:10 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 17, 2016 20:54:10 GMT 2
HET ROOFDIER
1. De nieuwe golf van subtiele energie,
Zij overspoelen de tuinen,
Zij brengen het rode zicht,
Het bloed in de nacht
2. Zij spreekt van wonderen,
Van beesten verslagen,
De golf overspoelde haar ook
3. Zij zingt in het herfstgetij,
Waarin bladeren worden tot bloed,
Waar de beesten vallen
4. Het bloedt hier in de nacht,
De verwondingen gaan diep,
Totdat wij ook door de golf worden overspoeld
5. Zij komt vanuit de diepte,
Zij spreekt het helende woord,
Van de honing komt Zij
6. Wij hebben het morgenrood bereikt,
Het spreekt nu tot ons,
Als het rode zicht,
Zoveel bloed in de nacht,
Van beesten verslagen
7. Hier kunnen wij onze tenten bouwen, en onze hutten,
Hier kunnen wij in grotten wonen en in holen,
Zo diep onder de grond,
Nu het beest is verslagen
8. Zij rijdt door de nacht op haar strijdwagen,
Haar jachtwagens zijn versiert,
Zij deed het beest bloeden,
Opdat het losliet
9. Op haar palen zijn schedels,
Een lied in de nacht,
Zij eet het vlees van de vijandelijke prooi,
Zij kijkt niet om,
Zij draagt geen schuld,
Maar zij die Haar niet volgen komen om door Haar gebrul
10. Wanneer zij brult knappen hun oren,
Dan breken de ramen,
Een grote uittocht uit de stad
11. Zij tuchtigt haar kinderen reeds vroeg,
Zij kastijdt haar zoon zolang er nog hoop is,
En bekommert zich niet om zijn gejammer
12. Zij leidt hem tot het rode zicht,
Het rode pad uit de stad,
Tot bossen zal zij hem trekken,
Tot de wildernis zal zijn eer uitstrekken
13. Zij bekleed hem met sieraden,
En kroont zijn hoofd met kennis,
Vurig zal zij hem aansporen tot goede werken
14. Tot de oorlog doet zij hem ontwaken,
Tot de jacht doet zij hem afdrijven,
Het vaandel van de stad zal niet in hem zijn
15. Zijn wapens zijn moed en goede werken,
En in de nacht neemt Zij hen allen af,
Om hem te leiden tot de spiegelende wateren van de duisternis,
Waarin hij zijn ziel zal verliezen aan Haar diepere geheimen,
Aan Haar borst is hij,
Zij voedt hem op in tegenstellingen
16. In de diepte van het Woord troont Zij,
In de diepte van de Kennis heeft Zij Haar woning,
Vanuit het ijs breekt zij voort,
Een roofdier des hemels is Zij
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 19, 2016 13:49:48 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 19, 2016 13:49:48 GMT 2
DE KLOK
1. Was het wel allemaal wat het leek ? De boom bleek langer te zijn dan hij in eerste instantie leek, dus ik klom verder en verder. Ik voelde me ineens heel fijn in de natuur.
2. Het leek wel alsof er geen einde kwam aan deze boom, en ik was al zo hoog dat ik eigenlijk niet eens meer naar beneden durfte te kijken. Het was inmiddels echt hard gaan onweren. Totdat ik ineens door een wolk boven de bui terecht kwam. Gelukkig was de boom zo lang. Alles lijkt hier te veranderen, als een klok.
3. Ik voelde nog eens aan de boom. Er klopt hier iets niet, het voelt te zacht aan. Het voelt aan als mijn bed. Ben ik weer aan het dromen ? Ja, en de kleur van de lucht hier lijkt op de kleur van het behang van mijn slaapkamer. Ik moet wel aan het dromen zijn. En, ja hoor, daar word ik dan eindelijk echt wakker. Het bleek allemaal maar een droom te zijn.
4. Is alles wel zoals het is ? Is alles wel wat het lijkt ?
5. Weer droom ik over een klok. Dan barst het onweer los. Ik hoor allemaal vreemde kinderliedjes.
6. Heb je wel eens gehoord van de trap ? Dat is een trap met verschillende realiteiten die tezamen weer nieuwe realiteiten vormen. Het is een tocht door de vele lagen van het bestaan.
7. Het is alsof ik val, heel hard val, naar beneden. Alles duizelt me voor de ogen.
8. Weer droom ik van de grote boom. Daar waar je dingen ziet die heel wat anders blijken te zijn als je dichterbij komt.
9. Plotseling zag ik mezelf zitten in een grote klok. De treden van de trap zijn de verschillende realiteiten die met elkaar verbonden zijn. In de ene realiteit ben je iemand anders dan in de andere realitiet, maar ze hebben wel met elkaar te maken. Er zijn bewuste treden, en onbewuste treden.
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 20, 2016 13:00:13 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 20, 2016 13:00:13 GMT 2
DE LIFT
1. Wie ben ik in jouw fantasie ? Je kan me maken en breken. Als je de wereld wil veranderen, dan moet je eerst je gezichtspunt veranderen. Je bent in een rode bal.
Hij wilde de planeet rood maken.
Het was zijn eigen spelcomputer.
2. Al deze rode bloemenvelden, zo betoverend.
Wanneer je er naar keek, werd het blauw en wit, en het gaf je nieuw uitzicht, het zicht van illusie. Ze brachten nieuwe gevoelens.
Hij moest een tocht maken door deze bloemenvelden, naar de uitgang.
Hij kende de gevaren van deze bloemen, die zich keerden tegen alle verraders.
Hij zou geworpen worden in een meer van vuur, maar hij zou de overkant bereiken,
Waar hij het rode zou delen
3. Hij wilde een goede gids zijn, hen vertellende over de rode geheimen,
Hij had de cassette in zijn hand, een spel uit een winkel,
Maar hij koos ervoor het spel in een oorlogsspel te veranderen,
Hij wilde meer avontuur, en de gevangenen uitleiden.
4. Ze vertelde hem niet wie ze was, maar ze zei dat ze hem kon helpen.
Een rood boek lag voor hen.
Plotseling ontwaakte hij, badende in zweet. Wie penetreerde zijn hoofd ?
5. Laad het spel weer op. Ik val weg van je verstand, maar niet van je hart.
Ik raak mijn herinneringen kwijt.
6. De cassette draait met de stem van de nieuwslezer,
Diep in de rode zee.
7. Dit is waar deze bloemenvelden naar leiden,
Nee, er is geen uitgang,
Het zal uiteindelijk reiken tot het rode
8. Hij moet de tocht maken om een slager te worden,
Want hij voelt alsof hij vee is
9. Het regent bloed, het regent het rode.
Hij kijkt naar de rode ballon,
Het was een soort pomp, een lift
10. Moeder was een nachtspeler,
Marcherende om je terug te brengen tot de rode regen
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 22, 2016 14:18:47 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 22, 2016 14:18:47 GMT 2
HET TOETSEN
1. Ik kan de stad nooit bereiken, Ik kom nooit aan in de stad, De stad is een bloem
2. Maar ik kan boeken lezen over de stad, Het gaat er altijd langsheen, Zoveel woorden om tot de stad te komen, Maar het glijdt er langsheen als een golf
3. Bestaat de stad wel ? Of is het alleen maar één van mijn dromen ?
4. Ik zie hen bruggen bouwen naar de stad, Maar zij komen nooit aan
5. De stad ligt op een hoge, onbereikbare berg, Er valt hier niets te graaien, Daar glijdt ik weg, Dieper in het koele water
6. Ik greep de stad als een vis, Maar het zwom weg, Nu ben ik jagende
7. De stad komt nooit meer terug, De weg zal nooit getoond worden
8. Ik zag hen torens bouwen tot de stad, Maar aan hen wordt niet gedacht
9. Ik zag hen diepe gaten graven tot de stad, Maar zij vonden het niet, De stad was gehuld in een mysterie, De stad was een bloem
10. Tussen vele bloemen staat de stad, Als een steen is zij
11. Het halssnoer brengt ons terug tot de tenten, waar het toetsen begint. Deze tenten zijn het symbool van de wildernis.
12. Het halssnoer, een teken van overwinning, een teken dat de valse geest is verslagen.
13. Het niet willen luisteren is het hart van een valse zwijnengeest, als een slot.
14. Zij willen afleiden van het heilige halssnoer van paradijselijke kennis. Alles zal getoetst moeten worden in de tabernakel.
15. Het zwijn zal in de wildernis worden geworpen, met al zijn vissen.
16. Hij zal geworpen worden in de plaats van wilde beesten, de moederschoot van de onderwereld. Hierdoor zal het zwijn verscheurd worden.
17. De opslagplaats van schatten, de opslagplaats van heilige literatuur. Het wordt niet gevonden in het land der levenden.
18. De slachtplaats wordt bewaakt door de stenen. Dit gebeurt in en rondom de tabernakel. Dit zijn de verborgen duisternissen.
19. Er is in de onderwereld maar een hele dunne lijn tussen relatie en scheiding.
20. De scheiding is belangrijk om allerlei soort van valse relaties met valse geesten te verbreken. De kraal van de heilige scheiding moet in het halssnoer daartoe ontvangen worden.
21. De strijd is tegen het kwaad. Degene die hier geen gehoor aan geeft zal verbannen worden.
22. Het is belangrijk om te kunnen onderscheiden door de onderscheidende steen. Deze heilige steen wordt gebruikt om te bepalen welke vijanden er zijn, en hoe ze apart behandeld moeten worden. De heilige steen geeft dus raad in jacht, offer en oorlogs-strategie. Het is dus belangrijk om je met deze steen te bewapenen, om deze steen in je hart te ontvangen. Deze steen is door Vur gegeven.
23. Ook moet gij bewapend zijn met de toetssteen. Alles wordt aan de heilige steen getoetst.
24. Omdat overmoed nog steeds een erg gevaarlijke macht kan zijn in deze gebieden, is het belangrijk dat gij de kraal van heilige stilte in uw halssnoer heeft. Dit is de heilige stomheid. Zo kan alleen Vur uw mond openen.
25. Overmoed is belangrijke jachtprooi.
26. Als de sluiers gescheurd worden, dan wordt de heilige steen van het toetsen zichtbaar.
27. Om van allerlei valse en stadse redders verlost te worden moet de heilige steen ontvangen worden, de heilige sieraden die de waarheden van Vur dragen, en Haar plannen, om die door u uit te voeren. Het bevat ook het heilige halssnoer. Het bevat ringen en piercings.
28. Hierdoor moest hij doorboort worden met spijkers. Hierdoor werd hij gehangen.
29. En zie, zij zullen zijn naam verdraaien, En zijn geheimen zullen verborgen blijven voor hen.
30. Zij stond daar, En sloeg hem, En de wond van het wapen was zijn schuilplaats
31. Zij had hem opgenomen, En geketend sinds hij jong was, Eens slavenkind was hij, Uitgehongerd
32. Ja, tussen haar borsten is hij, als een groot geheimenis, Zij zonderden hem af, Het gewicht op hem drukte zwaar
33. Zij gaven hem een tuin met lelies, Maar hij werd geleid tot de poel van bitterheid
34. Nooit zal een man meer over een vrouw heersen, Zijn gebrokenheid zou hem veel verder leiden, Tot haar geheimenissen
|
|
AMAZONE KERK
De Bilha en de Vur
Dit is een algemene naam die door verschillende medewerkers wordt gebruikt.
Posts: 610
|
De Vur
Jan 23, 2016 21:19:51 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Jan 23, 2016 21:19:51 GMT 2
DE MOEDERSCHOOT
1. De tranen van de man verbinden hem aan de moederschoot. 2. Het is het vuur van de moederschoot. 3. De vrouw wierp de man in dit vuur, omdat de man over haar wilde heersen. 4. Zij gaf hem terug aan de baarmoeder.
|
|
|
De Vur
May 25, 2019 0:17:49 GMT 2
Post by umafotocohed on May 25, 2019 0:17:49 GMT 2
|
|
|
De Vur
May 25, 2019 2:01:20 GMT 2
Post by ojedgezeqe on May 25, 2019 2:01:20 GMT 2
|
|