Het Vur Commentaar
Mar 10, 2017 15:16:12 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Mar 10, 2017 15:16:12 GMT 2
102. DE LAWINE
1. Hij had wilde dromen. Deze dromen deden zich voor als zijn herinneringen. Hij wist nooit wat er van waar was. Het leek zo echt. Het maakte hem gek, krankzinnig.
Het boek begint met iemand die diep in de problemen is. De persoon heeft moeite werkelijkheid van onwerkelijkheid te onderscheiden. Met 216 verzen is dit boek het langste boek van de hele Vur, en wordt in het voorwoord van de 2016 uitgave betiteld als het boek waarmee de Vur staat of valt. Het wordt ook wel de poort tot de Bilha genoemd, en daarom is het van groot belang dat dit boek besproken wordt.
2. Hij dacht dat het ermee te maken had dat hij ooit hertenbloed had gedronken. Zijn oom had hem eens rood sap gegeven, en toen hij het op had gedronken zei zijn oom dat het hertenbloed was.
De Lawine wordt in het 2016 voorwoord 'een zwaar allegorisch en symbolisch boek' genoemd, en daarom zullen we dit ook als zodanig behandelen. Het boek begint met een jongen die denkt dat hij hertenbloed heeft gedronken omdat zijn oom hem rood sap had gegeven waarvan hem doodleuk werd verteld dat het hertenbloed was pas nadat hij het had gedronken. Wat hiervan waar is is niet duidelijk.
3. Maar of het waar was wist hij niet. Wel wist hij dat de dromen toen begonnen. En het liet hem niet meer los. Hij had angsten, fobieen, manies. Hij was geobsedeerd. Hij moest dit wel zijn, anders had hij het gevoel dat hij weggegrepen zou worden. Het was zijn bescherming.
We zien hier de allegorie van iets in de kerkgeschiedenis. Een jongen die rood sap te drinken was gegeven door een volwassene en toen werd er zoiets 'groots' van gemaakt. Sindsdien was het leven van de jongen erdoor in de greep, en het werd een obsessie. De jongen had ook het gevoel dat hij niet anders kon, en begon het ook weer goed te praten in zichzelf. Het grootste feit zowel in de kerkgeschiedenis als in de moderne tijd is de impact van de Niceaanse geloofsbelijdenis dat Jezus God is, het zg. 'homo-ousios'. Zij die dit niet aannamen werden vervolgd. Het Niceanisme is het katholiek-protestantse christendom wat toen een wereldrijk werd dat tot op de dag van vandaag heerst. Het heeft de hele wereld al vele eeuwen in zijn greep, en niemand is dezelfde, en ze zijn allemaal tegen elkaar verdeeld, terwijl ze allemaal het 'homo-ousios' belijden. Iedereen denkt dat hij de juiste religie, het juiste geloof en de juiste interpretatie van dat geloof heeft. We gaan zien wat er aan de hand is, en hoe dat kon gebeuren.
4. De dromen over het hertenbloed begonnen heftiger te worden, maar het was helemaal geen hertenbloed. Het was het bloed van renbokken. Hij had hen ingehaald, of liever gezegd zijn pijlen hadden hen ingehaald, en zijn speren, en hij bekleedde zichzelf met hun vachten. Hij dronk hun bloed, en dat maakte hem juist gekker.
Hier gaat de jongen twijfelen over het hertenbloed, en komt dan tot de conclusie dat het bloed van een renbok is wat hij dronk in een soort jacht, als een soort oorlog die hij innerlijk voerde in zichzelf. Het hele verhaal van de oom is dus even op de achtergrond gezet, en nu was het dus iets wat gebeurde door de eigen keuze van de jongen, als een oorlogs-strategie. Kerkgeschiedkundig was de mens al in gevecht met allerlei goden die zich aan de mensheid opdrongen en die wilden dat de mens van alles voor hen zou doen, als slaaf. Deze goden waren snel als renbokken, en toch maakte de mens jacht erop, en moest dit wel een plaats geven in het leven : het vlees ervan eten, het bloed ervan drinken, en het vel gebruiken, anders zou het hen weer overweldigen. Maar het bloed maakte de mens wel gek. De strijd en de misleiding ging dus nog gewoon door. De goden gebruikten nu een andere strategie : Ze kwamen als mens, en toonden de mens hoe zij moesten leven en zouden worden als hen. Zij wilden zoveel mensen meesleuren in hun val. Dit had zijn climax in de komst van Jezus Christus, waarvan de mensheid nooit meer is hersteld.
De jongen is hierin nog steeds in strijd. Hij had hertenbloed gedronken wat hij van zijn oom te drinken had gekregen, als Jakob die zijn broer Ezau lokte om zijn eerstgeboorterecht te verkopen voor wat rode soep. In zijn hoofd maakt de jongen er iets anders van, omdat hij er toch niet aan kan ontkomen. Er zijn in het leven een heleboel dingen waaraan de mens niet kan ontkomen, maar een ware jager gebruikt deze dingen gewoon op een andere manier. Daarom is het esoterische pad ook het enige pad om af te rekenen met de kerkgeschiedenis.
5. Hij had niet meer het gevoel dat hij met beide benen op de wereld stond, en dat allemaal dankzij zijn oom, die zo vreemd deed. Wie geeft nu iemand rood sap en zegt later wanneer het opgedronken is dat het hertenbloed is. Maar het was geen hertenbloed … In de dromen was het het bloed van renbokken.
Een kind krijgt een bepaalde religie of ideologie mee met de geboorte en de opvoeding. Het kind kan daar vaak met zijn verstandelijke beperkingen niet tegenop of van los komen, dus zal het kind dit gewoon gebruiken op zijn eigen manier. Ook het kind is dus op jacht. Daarom mogen we iemand nooit vastpinnen op het gebruik van bepaalde woorden of termen, maar moeten we kijken naar hoe iemand deze woorden of termen gebruikt. Dit gaat vooral ook om bepaalde doctrines die een taal hebben gevormd wat niet zomaar door het kind ontweken kan worden.
6. Het oerwoud trok hem. Hij vreesde dat het hertenbloed zijn hersenen had aangetast, en dat had het ook. Zijn oom had hem misschien wel vergiftigd.
De jongen worstelt met zichzelf en wat hem van huis uit was meegegeven. Hij begint aan alles te twijfelen, begint alles te onderwerpen aan een grondig toetsproces.
7. Hij vond dat wat engs. Het leek op een opsluiting, een gevangenis-straf, levenslang.
De jongen voelt zich niet vrij. Iets heeft hem opgesloten, en houdt hem opgesloten, en hij ziet geen uitzicht, maar toch trekt de wildernis hem aan. Juist in de wildernis zou hij klaar kunnen komen met deze realiteiten die hem kwellen. De jongen voelt zichzelf een jager, dus hij beschouwt het wel als een soort realiteit nog, maar geeft het een andere betekenis. Het blijft een deel van zijn leven. Hij zal het vel van het beest gewoon gebruiken om warm te blijven en als bedekking. Hij heeft er tegenstrijdige gevoelens over. Ook maakt het hem bang.
8. Hij had het altijd over de beesten van de filosofie, die hij moest verslaan. Hij leek de strijd te verliezen. Zijn ouders leefden niet meer. Hij had geen goed woord voor zijn ouders over. Hij was blij dat ze dood waren, maar dit was ook niks. Een oom die hem had vergiftigd.
De ouders zijn de oudere religies die afstierven en werden vervangen door het Niceaanse christendom, zijn oom. De jongen voelt zich hierdoor verscheurd. Hij heeft het oude overwonnen, maar is nu in het gevecht met het nieuwe. Hij brak de nek van het beest, en dronk het bloed van het beest, maar nu grijpt het bloed hem naar de hersenen. De strijd tegen het beest is nog niet voorbij. Er zit hier dus nog een dieper raadsel in. Hij kan het niet zomaar allemaal wegdoen. Er moet iets mee gebeuren.
9. Hij moest daar dan altijd van zuchten. Hij wist dat het mis ging toen hij dat rode sap had gedronken, en toen zijn oom had gezegd dat het hertenbloed was. Het was geen hertenbloed, maar het bloed van renbokken. Misschien had zijn oom zich vergist, maar hij zat nu wel in de problemen.
Hij twijfelt aan de interpretatie van zijn oom, aan het Niceaanse christendom, en denkt dat het een vergissing is. In het verleden stierf de mens voor het afwijzen van de Niceaanse geloofsbelijdenis. Ook Calvijn I was medeplichtig aan zulke moorden. Daarom is het van belang dat Calvijn II komt. Ook van het raadsel van Calvijn komt de mensheid dus niet zomaar af. De mens is op jacht. De mens heeft het warme bloed, het warme vlees en het warme vel nodig om te kunnen overleven. De rest zal sterven. De jongen blijft het tafereel van de jacht door zijn hoofd zien gaan.
10. Op een dag rende hij weg. Hij rende het oerwoud in, en keek niet meer om. Hij bleef maar rennen en rennen. Hij kwam tot een plaats waar hij niets anders kon dan huilen. Hier versleet hij zijn dagen. Levende van bessen. Het proefde naar het oude rode sap wat zijn oom hem had gegeven. Het proefde naar hertenbloed, oftewel het bloed van renbokken. Hij had hen verslagen. Hij had hen ingehaald, zijn pijlen door hun hart gejaagd, zijn speer door hun ruggen. Zij lagen nu voor hem, bloedend. Hij nam hun vachten, en leefde zoals hen, diep in de wildernis. Hij voelde zich opgejaagd zoals hen. Hij trok altijd verder, maar ging niet meer terug.
Zelfs als we zijn gevlucht achtervolgt het raadsel ons. Zelfs als we tot de wildernis zijn gekomen is het daar. Het werkt door alles heen. De jongen ziet het als een trofee. Hij heeft iets bereikt in de jacht. Hij blijft in ieder geval niet in de oude situatie, maar hij is nomadisch. Hij gaat niet meer terug, maar krijgt nieuwe ideeën erover, nieuw overzicht. Het is nog steeds bruikbaar in zijn leven. Het is een deel van zijn leven. Zo is de stelling 'Jezus is God' niet een waarheid, maar een waarde. Het is een jachtstrofee.
11. Hier versleet hij zijn dagen. Hier maakte hij jacht-tochten, om te overleven, want van bessen alleen kon hij niet overleven. Het waren de renbokken van filosofie, van zware geloofs-systemen. Hij wilde vrijheid hiervan, maar het leek wel alsof die vrijheid hem niet werd geschonken. Van binnen knaagde er iets, wat maar niet weg wilde gaan. Van binnen voelde hij zich opgesloten in zijn verleden. Zijn herinneringen plaagden hem, maar was dit wel echt zo gebeurd ? Of waren het gewoon dromen ?
Door de mens Jezus Christus tot God te maken kon de mens zichzelf officieel en legaal tot God maken, dus daarom zal een ieder die de Niceaanse geloofsbelijdenis heeft gedaan die zelfgoddelijkheid ook krijgen en voor God gaan spelen. Omdat het dus geen waarheid is, maar een potentiële jachtswaarde, een leugen als een raadsel dus, is iedereen hierin tegen elkaar verdeeld, en slaat iedereen elkaar de hersens in, precies wat de oude goden wilden. Zij hadden de mens door de Jezus Christus list overwonnen en klem gezet in een arena voor hun amusement, voor veel bloed en geld. De jongen kijkt erna en vraagt zich af wat er nu daadwerkelijk aan de hand is. Er zijn altijd gnostische bewegingen geweest die het allemaal doorzagen als demiurgische spelletjes. De demiurg is een onderontwikkelde, gehandicapte god die een schaduw van de gnosis, de hogere kennis, is. De demiurg, een mongool, staat tussen de mens en de gnosis in, maar is deel van het ontwakings-proces. De mens moet hier dus doorheen, anders zou de mens nooit ontwaken.
12. Waarom hij ? Waarom moest hij hier doorheen ? Waarom moest hij hiermee blijven lopen, met deze eeuwige wond ? Het was alsof er een indiaans oorlogs-boek in zijn hoofd was. Het leefde, het sprak tot hem, het maakte hem gek. Het ging zo diep. Het reet hem in stukken. Alles wat van hem over was waren fragmenten, en die fragmenten leken met elkaar te vechten, als kemphanen.
De jongen komt onder ogen hoe kapot hij is gemaakt, en is erdoor in de war. De strijd is dus nog steeds niet afgelopen. Nu vallen de geesten van de renbokken hem aan. Het bloed van de prooi is nog steeds meester over hem. Vaak brengt een overwinning ook weer zoveel leed en zoveel misleiding.
13. Hanen, dag en nacht, dat was alles wat hij zag. Het was oorlog in zijn hoofd, en de fragmenten logen over elkaar, dus hij wist niet meer wat de waarheid was. Was dit zijn zwakte ? Het maakte hem moe, en huilerig. Hij voelde zichzelf als een zwakkeling, een mislukkeling, iemand die zichzelf niet meer in de hand had, iemand die gevaarlijk was geworden en die afgezonderd moest worden.
De jongen is een slachtoffer van de gedwongen Niceaanse geloofsbelijdenis dat Jezus God is. Hij is een slachtoffer van religieuze dwangverpleging. Jezus Christus is een allegorie van de lijdende, onderdrukte mens, en die zichzelf wil vergoddelijken om zo van al het lijden af te kunnen zijn, maar zoals we zagen ging hierin van alles mis door de Niceaanse geloofsbelijdenis. De mens werd zo tot een goddelijke geloofsgek en begon met het moorden en dwangverplegen van iedereen om zich heen. De mens moest aanbeden worden. In de diepte was het de zelfmoord van de mens.
14. Daarom bleef hij in het oerwoud. Hij vertrouwde de stad niet, maar de stad was ook niet te vertrouwen. De stad was zijn fragmenten.
Velen hebben dit gelukkig door en proberen te ontsnappen, maar ook dat gaat zo goed en kwaad als maar kan. Ze rennen naar de wildernissen van andere religies of het atheïsme, de politiek of obsessieve hobbies, worden lid van sportclubs of krijgen een televisie-verslaving of video-games verslaving. De mens doet er van alles aan om los te komen van de Niceaanse geloofsbelijdenis. De mens roert het niet aan.
15. Hij keek koel naar een meertje in het oerwoud, en boog zijn hoofd. In het water probeerde hij zijn weerspiegeling te zien. 'Wij worden behekst,' dacht hij. 'Alles is gevaarlijk hier.' Hij kon de gedachtes in zijn hoofd niet meer aanhoren. Hoe ze onder elkaar kibbelden, en altijd maar weer gelijk wilden hebben. 'Rot toch allemaal op,' dacht hij. Maar hij wist dat hij hier niet tegenop kon. Hij wist dat ze hem naar de afgrond zouden drijven. Hier was hij niet tegen opgewassen, en geen kruit was er tegen opgewassen. Hij kon alleen maar toekijken hoe hij en alles in de afgrond ten onder zou gaan. Daar was niets aan te doen.
Jezus Christus is en blijft een allegorie die niet zomaar weggedacht kan worden of overboord gegooid kan worden. Jagerschap is meesterschap. Wegrennen is voor lafaards die het kind met het badwater weggooien, en zij laten juist het beest groeien. Wegrennen is niet voor jagers. Jezus Christus als godheid is een jagerstrofee, een leugen die in de jacht waarde heeft. Jagers die verkeerd met deze trofee omgaan zullen erdoor sterven. Er is geen kruid tegen de Jezus Christus leugen opgewassen, alleen een jager met meesterschap.
16. Maar toch had hij nog een beetje overlevingsdrang, en protesteerde hij in zichzelf. Hij zocht naar wapens en naar oplossingen, allemaal bij vlagen. Was dit geen dodendans, of een helledans ? Hij zag de dansers met hun veren. Ze waren opgeverfd, en hadden scherpe mesjes aan hun benen en armen gebonden. De kemphanen van de filosofie, van het oerwoud. Nee, er moest iets anders zijn, iets beters. Zij gaan allemaal te gronde. Niemand die er wat aan kan doen. Daar zijn zij voor gemaakt. Misschien moet dat in ere gehouden worden.
Jezus Christus is dus onderdeel van een bepaalde taal. De mens wordt vergoddelijkt, maar dan op een hele verkeerde manier. De mens wilde snel afrekenen met het lijden, dus daarvoor werd Jezus Christus van stal gehaald. Iedereen die Jezus Christus aanneemt als godheid wordt zo zelf ook tot een godheid. De mens krijgt het godsyndroom, godsdienstwaan. Dit is een ernstige ziekte. De mens kan het niet laten om voor God te spelen. Van alles gaat er fout, maar de mens stoort zich er niet aan. Hij is immers God, en het probleem is toch altijd de ander. De mens is zo zelf als een blinde demiurg geworden. De blinde demiurg lacht en liegt, want alleen lachen en liegen kunnen hem besparen voor het lijden. Daarom zal de lachende blinde demiurg ook altijd het probleem ontkennen. Het is een demoon.
17. Hij streed met de filosofie, al die zware woorden in zijn hoofd. Hij was onder hun macht, maar hij was bezig er van los te breken. Hij streed tegen het geloof, tegen woorden die hem nog steeds najoegen. Het was een grote achtervolging. Hij voelde zich als een renbok, en hij moest rennen voor zijn leven. Als ze hem te pakken zouden krijgen, dan zou hij een kemphaan zijn, en dan zou hij vechten voor zijn leven. Hij rende nu voor zijn vrijheid, waarvan hij dacht dat hij het niet had.
Het was zoals in het paradijs : De slang wees op de verboden vrucht, en zei dat de mens zo als god kon worden. De mens deed het, en kwam onder de Niceaanse geloofsbelijdenis. De mens Jezus Christus was nu God. Dit neemt niet weg dat er een ware oproep voor de mens is, en wat zelfs een noodzaak is, om deel te hebben aan de goddelijke natuur, maar dit kan alleen maar plaatsvinden in de demonologie. De mens moet terug naar school.
18. Nee, hij moest en zou een oplossing vinden, doordenken. Hij wilde de moed nog niet opgeven. Maar zij vraten hem aan. Hij haatte zijn oom. Zijn oom had hem al deze ellende gegeven. Al deze dromen waren gezonden door zijn oom. Zijn oom was een plaaggeest, maar misschien wel verzonnen door een duivels brein. Hij had hen beiden uit zijn leven weggekapt. Maar binnenin zat het diep. Het hertenbloed schreeuwde tot hem, als een genegeerde erfenis.
Dit is het stalkerige, opdringerige geschreeuw van de 'Jezus is God' leugen die de hele wereld in z'n macht houdt. Op elke hoek van de straat kom je dit wel tegen. Het is dus een erfenis die nog op vertaling wacht. De jachttrofee moet een plaatsje krijgen. De gedwongen 'Jezus is God' belijdenis zonder welke je vroeger niet kon leven, als het merkteken van het beest, is de verabsolutering van een deelwaarde, wat tegelijkertijd de definitie van een secte is. Hiervoor moet de mens de delen kennen en in balans brengen. Die delen worden besproken in het boek 'Het Evangelie van Ismaël, van de Bilha, het vierde grote boek van de Amazone Bijbel, de Tweede Bijbel. Ismaël symboliseert zo'n beetje alles wat door de kerk verworpen is, en is daardoor van belang. De kerk pikte een yeshuwah, een overwinning, wat een Hebreeuws woord daarvoor is. De stijfkoppige god van de Israëlieten was een blinde demiurg die dacht dat hij de enige was, en onderwierp en vernietigde andere volken die andere goden hadden. Het was dus puur racisme. Vandaar dat de kerk terugmoet naar de allegorische rijkdom van Ismaël, en niet dezelfde fout maken als vroeger door overmoedig een yeshuwah, een overwinning, te grijpen, en dat onder dwang tot god te maken voor iedereen.
In het evangelie van Ismaël worden er een paar balanzen besproken, maar aan het begin wordt al gesteld dat een ware koning een demonoloog is die de valse machten heeft overwonnen, niet een aardse overwinnaar die aardse vijanden heeft verslagen. Jezus doet dit overigens een stuk subtieler.
Het evangelie van Ismaël stelt : "Ook 'God' is een metafoor, van kennis en loon. Hiertoe is het evangelie gekomen, om te laten zien dat er een weg tot God is door kennis en persoonlijk loon. God is verantwoordelijkheid. Gij moet zelf als God worden. Hierin zijn verschillende valstrikken. Er moet een rechtmatige balans zijn tussen God zoeken en God zijn. Ook moet er een rechtmatige balans zijn tussen jezelf onderwerpen aan God en God worden. Dit is het evangelie van Ismael. Zij die dit evangelie niet hebben staan schuldig aan projectie."
Er werd dus eerst een opdracht gegeven om de valse machten te verslaan, en daar voorafgaand is er natuurlijk eerst het ontmaskeren. Dit is dus een groot toetsproces, als het eeuwige Pniël. Zij die te snel uit Pniël vertrekken met hun zogenaamde winst zullen daardoor ook ten val komen. Het subtiele van de smerige Jezus leugen is dat de mens Jezus als God belijdt, en dan alles op Jezus projecteert, en zo niet zelf tot God wordt, zichzelf niet verwezenlijkt en vergoddelijkt. Maar omdat Jezus een mens was en God zo krijgt zo'n mens dus wel een valse god status in de zin dat die mens zich als een alwetende god gaat gedragen boven anderen. Het is dus een heel smerig spelletje van tegenpolen. De mens doet alsof alleen Jezus God is, maar wordt door dit smerig truukje wel als godheid aangesteld over anderen. Het is dus allemaal schijn. De mens en de kerk moet dus de balanzen weer op orde zien te krijgen. De mens is dus alleen God ergens in een cyclus, en alleen dan kan de 'Jezus is God' stelling waarde hebben. Deze godheid is altijd maar deels, en stelt de mens niet over anderen, want die moeten ook hun eigen goddelijkheid vinden. Die is niet te vinden in een mens, maar in een principe. De mens heeft andere mensen tot oppergod gemaakt, zoals Jehovah en Jezus, en de principes zijn daardoor verloren gegaan. Het is een piratenkermis geworden. Je kan de god-status nu winnen door één of andere automaat.
In de allegorie - en dit is gewoon als onderdeel van een zekere taal, dus niet de absolute waarheid - wordt Jezus in zekere zin vergoddelijkt door zijn lijden, maar dit is om hem te onderwerpen aan een grotere, verborgen godheid, namelijk de baarmoeder. Dit is in eerste instantie geen persoon, maar een principe : de hogere kennis, alhoewel die zich wel kan verpersoonlijken in een hogere graad. Dit is namelijk een wet in de techniek om dingen bruikbaar te maken, persoonlijker, en dus intiemer, maar de kern is puur een principe, oftewel doodeenvoudig : kennis. De mens wordt dus god om tot hogere 'goden' (principes) te komen. De mens wordt dus 'goddelijk', niet om te heersen, maar om onderworpen te worden.
-------------------------------------------------------------------------------------------
Bijlage I : Propaganda - Dream Within A Dream
www.youtube.com/watch?v=Q4E1zMLghhY
Bijlage II : Marillion - She Chameleon
www.youtube.com/watch?v=9aEFAqR_lVc
1. Hij had wilde dromen. Deze dromen deden zich voor als zijn herinneringen. Hij wist nooit wat er van waar was. Het leek zo echt. Het maakte hem gek, krankzinnig.
Het boek begint met iemand die diep in de problemen is. De persoon heeft moeite werkelijkheid van onwerkelijkheid te onderscheiden. Met 216 verzen is dit boek het langste boek van de hele Vur, en wordt in het voorwoord van de 2016 uitgave betiteld als het boek waarmee de Vur staat of valt. Het wordt ook wel de poort tot de Bilha genoemd, en daarom is het van groot belang dat dit boek besproken wordt.
2. Hij dacht dat het ermee te maken had dat hij ooit hertenbloed had gedronken. Zijn oom had hem eens rood sap gegeven, en toen hij het op had gedronken zei zijn oom dat het hertenbloed was.
De Lawine wordt in het 2016 voorwoord 'een zwaar allegorisch en symbolisch boek' genoemd, en daarom zullen we dit ook als zodanig behandelen. Het boek begint met een jongen die denkt dat hij hertenbloed heeft gedronken omdat zijn oom hem rood sap had gegeven waarvan hem doodleuk werd verteld dat het hertenbloed was pas nadat hij het had gedronken. Wat hiervan waar is is niet duidelijk.
3. Maar of het waar was wist hij niet. Wel wist hij dat de dromen toen begonnen. En het liet hem niet meer los. Hij had angsten, fobieen, manies. Hij was geobsedeerd. Hij moest dit wel zijn, anders had hij het gevoel dat hij weggegrepen zou worden. Het was zijn bescherming.
We zien hier de allegorie van iets in de kerkgeschiedenis. Een jongen die rood sap te drinken was gegeven door een volwassene en toen werd er zoiets 'groots' van gemaakt. Sindsdien was het leven van de jongen erdoor in de greep, en het werd een obsessie. De jongen had ook het gevoel dat hij niet anders kon, en begon het ook weer goed te praten in zichzelf. Het grootste feit zowel in de kerkgeschiedenis als in de moderne tijd is de impact van de Niceaanse geloofsbelijdenis dat Jezus God is, het zg. 'homo-ousios'. Zij die dit niet aannamen werden vervolgd. Het Niceanisme is het katholiek-protestantse christendom wat toen een wereldrijk werd dat tot op de dag van vandaag heerst. Het heeft de hele wereld al vele eeuwen in zijn greep, en niemand is dezelfde, en ze zijn allemaal tegen elkaar verdeeld, terwijl ze allemaal het 'homo-ousios' belijden. Iedereen denkt dat hij de juiste religie, het juiste geloof en de juiste interpretatie van dat geloof heeft. We gaan zien wat er aan de hand is, en hoe dat kon gebeuren.
4. De dromen over het hertenbloed begonnen heftiger te worden, maar het was helemaal geen hertenbloed. Het was het bloed van renbokken. Hij had hen ingehaald, of liever gezegd zijn pijlen hadden hen ingehaald, en zijn speren, en hij bekleedde zichzelf met hun vachten. Hij dronk hun bloed, en dat maakte hem juist gekker.
Hier gaat de jongen twijfelen over het hertenbloed, en komt dan tot de conclusie dat het bloed van een renbok is wat hij dronk in een soort jacht, als een soort oorlog die hij innerlijk voerde in zichzelf. Het hele verhaal van de oom is dus even op de achtergrond gezet, en nu was het dus iets wat gebeurde door de eigen keuze van de jongen, als een oorlogs-strategie. Kerkgeschiedkundig was de mens al in gevecht met allerlei goden die zich aan de mensheid opdrongen en die wilden dat de mens van alles voor hen zou doen, als slaaf. Deze goden waren snel als renbokken, en toch maakte de mens jacht erop, en moest dit wel een plaats geven in het leven : het vlees ervan eten, het bloed ervan drinken, en het vel gebruiken, anders zou het hen weer overweldigen. Maar het bloed maakte de mens wel gek. De strijd en de misleiding ging dus nog gewoon door. De goden gebruikten nu een andere strategie : Ze kwamen als mens, en toonden de mens hoe zij moesten leven en zouden worden als hen. Zij wilden zoveel mensen meesleuren in hun val. Dit had zijn climax in de komst van Jezus Christus, waarvan de mensheid nooit meer is hersteld.
De jongen is hierin nog steeds in strijd. Hij had hertenbloed gedronken wat hij van zijn oom te drinken had gekregen, als Jakob die zijn broer Ezau lokte om zijn eerstgeboorterecht te verkopen voor wat rode soep. In zijn hoofd maakt de jongen er iets anders van, omdat hij er toch niet aan kan ontkomen. Er zijn in het leven een heleboel dingen waaraan de mens niet kan ontkomen, maar een ware jager gebruikt deze dingen gewoon op een andere manier. Daarom is het esoterische pad ook het enige pad om af te rekenen met de kerkgeschiedenis.
5. Hij had niet meer het gevoel dat hij met beide benen op de wereld stond, en dat allemaal dankzij zijn oom, die zo vreemd deed. Wie geeft nu iemand rood sap en zegt later wanneer het opgedronken is dat het hertenbloed is. Maar het was geen hertenbloed … In de dromen was het het bloed van renbokken.
Een kind krijgt een bepaalde religie of ideologie mee met de geboorte en de opvoeding. Het kind kan daar vaak met zijn verstandelijke beperkingen niet tegenop of van los komen, dus zal het kind dit gewoon gebruiken op zijn eigen manier. Ook het kind is dus op jacht. Daarom mogen we iemand nooit vastpinnen op het gebruik van bepaalde woorden of termen, maar moeten we kijken naar hoe iemand deze woorden of termen gebruikt. Dit gaat vooral ook om bepaalde doctrines die een taal hebben gevormd wat niet zomaar door het kind ontweken kan worden.
6. Het oerwoud trok hem. Hij vreesde dat het hertenbloed zijn hersenen had aangetast, en dat had het ook. Zijn oom had hem misschien wel vergiftigd.
De jongen worstelt met zichzelf en wat hem van huis uit was meegegeven. Hij begint aan alles te twijfelen, begint alles te onderwerpen aan een grondig toetsproces.
7. Hij vond dat wat engs. Het leek op een opsluiting, een gevangenis-straf, levenslang.
De jongen voelt zich niet vrij. Iets heeft hem opgesloten, en houdt hem opgesloten, en hij ziet geen uitzicht, maar toch trekt de wildernis hem aan. Juist in de wildernis zou hij klaar kunnen komen met deze realiteiten die hem kwellen. De jongen voelt zichzelf een jager, dus hij beschouwt het wel als een soort realiteit nog, maar geeft het een andere betekenis. Het blijft een deel van zijn leven. Hij zal het vel van het beest gewoon gebruiken om warm te blijven en als bedekking. Hij heeft er tegenstrijdige gevoelens over. Ook maakt het hem bang.
8. Hij had het altijd over de beesten van de filosofie, die hij moest verslaan. Hij leek de strijd te verliezen. Zijn ouders leefden niet meer. Hij had geen goed woord voor zijn ouders over. Hij was blij dat ze dood waren, maar dit was ook niks. Een oom die hem had vergiftigd.
De ouders zijn de oudere religies die afstierven en werden vervangen door het Niceaanse christendom, zijn oom. De jongen voelt zich hierdoor verscheurd. Hij heeft het oude overwonnen, maar is nu in het gevecht met het nieuwe. Hij brak de nek van het beest, en dronk het bloed van het beest, maar nu grijpt het bloed hem naar de hersenen. De strijd tegen het beest is nog niet voorbij. Er zit hier dus nog een dieper raadsel in. Hij kan het niet zomaar allemaal wegdoen. Er moet iets mee gebeuren.
9. Hij moest daar dan altijd van zuchten. Hij wist dat het mis ging toen hij dat rode sap had gedronken, en toen zijn oom had gezegd dat het hertenbloed was. Het was geen hertenbloed, maar het bloed van renbokken. Misschien had zijn oom zich vergist, maar hij zat nu wel in de problemen.
Hij twijfelt aan de interpretatie van zijn oom, aan het Niceaanse christendom, en denkt dat het een vergissing is. In het verleden stierf de mens voor het afwijzen van de Niceaanse geloofsbelijdenis. Ook Calvijn I was medeplichtig aan zulke moorden. Daarom is het van belang dat Calvijn II komt. Ook van het raadsel van Calvijn komt de mensheid dus niet zomaar af. De mens is op jacht. De mens heeft het warme bloed, het warme vlees en het warme vel nodig om te kunnen overleven. De rest zal sterven. De jongen blijft het tafereel van de jacht door zijn hoofd zien gaan.
10. Op een dag rende hij weg. Hij rende het oerwoud in, en keek niet meer om. Hij bleef maar rennen en rennen. Hij kwam tot een plaats waar hij niets anders kon dan huilen. Hier versleet hij zijn dagen. Levende van bessen. Het proefde naar het oude rode sap wat zijn oom hem had gegeven. Het proefde naar hertenbloed, oftewel het bloed van renbokken. Hij had hen verslagen. Hij had hen ingehaald, zijn pijlen door hun hart gejaagd, zijn speer door hun ruggen. Zij lagen nu voor hem, bloedend. Hij nam hun vachten, en leefde zoals hen, diep in de wildernis. Hij voelde zich opgejaagd zoals hen. Hij trok altijd verder, maar ging niet meer terug.
Zelfs als we zijn gevlucht achtervolgt het raadsel ons. Zelfs als we tot de wildernis zijn gekomen is het daar. Het werkt door alles heen. De jongen ziet het als een trofee. Hij heeft iets bereikt in de jacht. Hij blijft in ieder geval niet in de oude situatie, maar hij is nomadisch. Hij gaat niet meer terug, maar krijgt nieuwe ideeën erover, nieuw overzicht. Het is nog steeds bruikbaar in zijn leven. Het is een deel van zijn leven. Zo is de stelling 'Jezus is God' niet een waarheid, maar een waarde. Het is een jachtstrofee.
11. Hier versleet hij zijn dagen. Hier maakte hij jacht-tochten, om te overleven, want van bessen alleen kon hij niet overleven. Het waren de renbokken van filosofie, van zware geloofs-systemen. Hij wilde vrijheid hiervan, maar het leek wel alsof die vrijheid hem niet werd geschonken. Van binnen knaagde er iets, wat maar niet weg wilde gaan. Van binnen voelde hij zich opgesloten in zijn verleden. Zijn herinneringen plaagden hem, maar was dit wel echt zo gebeurd ? Of waren het gewoon dromen ?
Door de mens Jezus Christus tot God te maken kon de mens zichzelf officieel en legaal tot God maken, dus daarom zal een ieder die de Niceaanse geloofsbelijdenis heeft gedaan die zelfgoddelijkheid ook krijgen en voor God gaan spelen. Omdat het dus geen waarheid is, maar een potentiële jachtswaarde, een leugen als een raadsel dus, is iedereen hierin tegen elkaar verdeeld, en slaat iedereen elkaar de hersens in, precies wat de oude goden wilden. Zij hadden de mens door de Jezus Christus list overwonnen en klem gezet in een arena voor hun amusement, voor veel bloed en geld. De jongen kijkt erna en vraagt zich af wat er nu daadwerkelijk aan de hand is. Er zijn altijd gnostische bewegingen geweest die het allemaal doorzagen als demiurgische spelletjes. De demiurg is een onderontwikkelde, gehandicapte god die een schaduw van de gnosis, de hogere kennis, is. De demiurg, een mongool, staat tussen de mens en de gnosis in, maar is deel van het ontwakings-proces. De mens moet hier dus doorheen, anders zou de mens nooit ontwaken.
12. Waarom hij ? Waarom moest hij hier doorheen ? Waarom moest hij hiermee blijven lopen, met deze eeuwige wond ? Het was alsof er een indiaans oorlogs-boek in zijn hoofd was. Het leefde, het sprak tot hem, het maakte hem gek. Het ging zo diep. Het reet hem in stukken. Alles wat van hem over was waren fragmenten, en die fragmenten leken met elkaar te vechten, als kemphanen.
De jongen komt onder ogen hoe kapot hij is gemaakt, en is erdoor in de war. De strijd is dus nog steeds niet afgelopen. Nu vallen de geesten van de renbokken hem aan. Het bloed van de prooi is nog steeds meester over hem. Vaak brengt een overwinning ook weer zoveel leed en zoveel misleiding.
13. Hanen, dag en nacht, dat was alles wat hij zag. Het was oorlog in zijn hoofd, en de fragmenten logen over elkaar, dus hij wist niet meer wat de waarheid was. Was dit zijn zwakte ? Het maakte hem moe, en huilerig. Hij voelde zichzelf als een zwakkeling, een mislukkeling, iemand die zichzelf niet meer in de hand had, iemand die gevaarlijk was geworden en die afgezonderd moest worden.
De jongen is een slachtoffer van de gedwongen Niceaanse geloofsbelijdenis dat Jezus God is. Hij is een slachtoffer van religieuze dwangverpleging. Jezus Christus is een allegorie van de lijdende, onderdrukte mens, en die zichzelf wil vergoddelijken om zo van al het lijden af te kunnen zijn, maar zoals we zagen ging hierin van alles mis door de Niceaanse geloofsbelijdenis. De mens werd zo tot een goddelijke geloofsgek en begon met het moorden en dwangverplegen van iedereen om zich heen. De mens moest aanbeden worden. In de diepte was het de zelfmoord van de mens.
14. Daarom bleef hij in het oerwoud. Hij vertrouwde de stad niet, maar de stad was ook niet te vertrouwen. De stad was zijn fragmenten.
Velen hebben dit gelukkig door en proberen te ontsnappen, maar ook dat gaat zo goed en kwaad als maar kan. Ze rennen naar de wildernissen van andere religies of het atheïsme, de politiek of obsessieve hobbies, worden lid van sportclubs of krijgen een televisie-verslaving of video-games verslaving. De mens doet er van alles aan om los te komen van de Niceaanse geloofsbelijdenis. De mens roert het niet aan.
15. Hij keek koel naar een meertje in het oerwoud, en boog zijn hoofd. In het water probeerde hij zijn weerspiegeling te zien. 'Wij worden behekst,' dacht hij. 'Alles is gevaarlijk hier.' Hij kon de gedachtes in zijn hoofd niet meer aanhoren. Hoe ze onder elkaar kibbelden, en altijd maar weer gelijk wilden hebben. 'Rot toch allemaal op,' dacht hij. Maar hij wist dat hij hier niet tegenop kon. Hij wist dat ze hem naar de afgrond zouden drijven. Hier was hij niet tegen opgewassen, en geen kruit was er tegen opgewassen. Hij kon alleen maar toekijken hoe hij en alles in de afgrond ten onder zou gaan. Daar was niets aan te doen.
Jezus Christus is en blijft een allegorie die niet zomaar weggedacht kan worden of overboord gegooid kan worden. Jagerschap is meesterschap. Wegrennen is voor lafaards die het kind met het badwater weggooien, en zij laten juist het beest groeien. Wegrennen is niet voor jagers. Jezus Christus als godheid is een jagerstrofee, een leugen die in de jacht waarde heeft. Jagers die verkeerd met deze trofee omgaan zullen erdoor sterven. Er is geen kruid tegen de Jezus Christus leugen opgewassen, alleen een jager met meesterschap.
16. Maar toch had hij nog een beetje overlevingsdrang, en protesteerde hij in zichzelf. Hij zocht naar wapens en naar oplossingen, allemaal bij vlagen. Was dit geen dodendans, of een helledans ? Hij zag de dansers met hun veren. Ze waren opgeverfd, en hadden scherpe mesjes aan hun benen en armen gebonden. De kemphanen van de filosofie, van het oerwoud. Nee, er moest iets anders zijn, iets beters. Zij gaan allemaal te gronde. Niemand die er wat aan kan doen. Daar zijn zij voor gemaakt. Misschien moet dat in ere gehouden worden.
Jezus Christus is dus onderdeel van een bepaalde taal. De mens wordt vergoddelijkt, maar dan op een hele verkeerde manier. De mens wilde snel afrekenen met het lijden, dus daarvoor werd Jezus Christus van stal gehaald. Iedereen die Jezus Christus aanneemt als godheid wordt zo zelf ook tot een godheid. De mens krijgt het godsyndroom, godsdienstwaan. Dit is een ernstige ziekte. De mens kan het niet laten om voor God te spelen. Van alles gaat er fout, maar de mens stoort zich er niet aan. Hij is immers God, en het probleem is toch altijd de ander. De mens is zo zelf als een blinde demiurg geworden. De blinde demiurg lacht en liegt, want alleen lachen en liegen kunnen hem besparen voor het lijden. Daarom zal de lachende blinde demiurg ook altijd het probleem ontkennen. Het is een demoon.
17. Hij streed met de filosofie, al die zware woorden in zijn hoofd. Hij was onder hun macht, maar hij was bezig er van los te breken. Hij streed tegen het geloof, tegen woorden die hem nog steeds najoegen. Het was een grote achtervolging. Hij voelde zich als een renbok, en hij moest rennen voor zijn leven. Als ze hem te pakken zouden krijgen, dan zou hij een kemphaan zijn, en dan zou hij vechten voor zijn leven. Hij rende nu voor zijn vrijheid, waarvan hij dacht dat hij het niet had.
Het was zoals in het paradijs : De slang wees op de verboden vrucht, en zei dat de mens zo als god kon worden. De mens deed het, en kwam onder de Niceaanse geloofsbelijdenis. De mens Jezus Christus was nu God. Dit neemt niet weg dat er een ware oproep voor de mens is, en wat zelfs een noodzaak is, om deel te hebben aan de goddelijke natuur, maar dit kan alleen maar plaatsvinden in de demonologie. De mens moet terug naar school.
18. Nee, hij moest en zou een oplossing vinden, doordenken. Hij wilde de moed nog niet opgeven. Maar zij vraten hem aan. Hij haatte zijn oom. Zijn oom had hem al deze ellende gegeven. Al deze dromen waren gezonden door zijn oom. Zijn oom was een plaaggeest, maar misschien wel verzonnen door een duivels brein. Hij had hen beiden uit zijn leven weggekapt. Maar binnenin zat het diep. Het hertenbloed schreeuwde tot hem, als een genegeerde erfenis.
Dit is het stalkerige, opdringerige geschreeuw van de 'Jezus is God' leugen die de hele wereld in z'n macht houdt. Op elke hoek van de straat kom je dit wel tegen. Het is dus een erfenis die nog op vertaling wacht. De jachttrofee moet een plaatsje krijgen. De gedwongen 'Jezus is God' belijdenis zonder welke je vroeger niet kon leven, als het merkteken van het beest, is de verabsolutering van een deelwaarde, wat tegelijkertijd de definitie van een secte is. Hiervoor moet de mens de delen kennen en in balans brengen. Die delen worden besproken in het boek 'Het Evangelie van Ismaël, van de Bilha, het vierde grote boek van de Amazone Bijbel, de Tweede Bijbel. Ismaël symboliseert zo'n beetje alles wat door de kerk verworpen is, en is daardoor van belang. De kerk pikte een yeshuwah, een overwinning, wat een Hebreeuws woord daarvoor is. De stijfkoppige god van de Israëlieten was een blinde demiurg die dacht dat hij de enige was, en onderwierp en vernietigde andere volken die andere goden hadden. Het was dus puur racisme. Vandaar dat de kerk terugmoet naar de allegorische rijkdom van Ismaël, en niet dezelfde fout maken als vroeger door overmoedig een yeshuwah, een overwinning, te grijpen, en dat onder dwang tot god te maken voor iedereen.
In het evangelie van Ismaël worden er een paar balanzen besproken, maar aan het begin wordt al gesteld dat een ware koning een demonoloog is die de valse machten heeft overwonnen, niet een aardse overwinnaar die aardse vijanden heeft verslagen. Jezus doet dit overigens een stuk subtieler.
Het evangelie van Ismaël stelt : "Ook 'God' is een metafoor, van kennis en loon. Hiertoe is het evangelie gekomen, om te laten zien dat er een weg tot God is door kennis en persoonlijk loon. God is verantwoordelijkheid. Gij moet zelf als God worden. Hierin zijn verschillende valstrikken. Er moet een rechtmatige balans zijn tussen God zoeken en God zijn. Ook moet er een rechtmatige balans zijn tussen jezelf onderwerpen aan God en God worden. Dit is het evangelie van Ismael. Zij die dit evangelie niet hebben staan schuldig aan projectie."
Er werd dus eerst een opdracht gegeven om de valse machten te verslaan, en daar voorafgaand is er natuurlijk eerst het ontmaskeren. Dit is dus een groot toetsproces, als het eeuwige Pniël. Zij die te snel uit Pniël vertrekken met hun zogenaamde winst zullen daardoor ook ten val komen. Het subtiele van de smerige Jezus leugen is dat de mens Jezus als God belijdt, en dan alles op Jezus projecteert, en zo niet zelf tot God wordt, zichzelf niet verwezenlijkt en vergoddelijkt. Maar omdat Jezus een mens was en God zo krijgt zo'n mens dus wel een valse god status in de zin dat die mens zich als een alwetende god gaat gedragen boven anderen. Het is dus een heel smerig spelletje van tegenpolen. De mens doet alsof alleen Jezus God is, maar wordt door dit smerig truukje wel als godheid aangesteld over anderen. Het is dus allemaal schijn. De mens en de kerk moet dus de balanzen weer op orde zien te krijgen. De mens is dus alleen God ergens in een cyclus, en alleen dan kan de 'Jezus is God' stelling waarde hebben. Deze godheid is altijd maar deels, en stelt de mens niet over anderen, want die moeten ook hun eigen goddelijkheid vinden. Die is niet te vinden in een mens, maar in een principe. De mens heeft andere mensen tot oppergod gemaakt, zoals Jehovah en Jezus, en de principes zijn daardoor verloren gegaan. Het is een piratenkermis geworden. Je kan de god-status nu winnen door één of andere automaat.
In de allegorie - en dit is gewoon als onderdeel van een zekere taal, dus niet de absolute waarheid - wordt Jezus in zekere zin vergoddelijkt door zijn lijden, maar dit is om hem te onderwerpen aan een grotere, verborgen godheid, namelijk de baarmoeder. Dit is in eerste instantie geen persoon, maar een principe : de hogere kennis, alhoewel die zich wel kan verpersoonlijken in een hogere graad. Dit is namelijk een wet in de techniek om dingen bruikbaar te maken, persoonlijker, en dus intiemer, maar de kern is puur een principe, oftewel doodeenvoudig : kennis. De mens wordt dus god om tot hogere 'goden' (principes) te komen. De mens wordt dus 'goddelijk', niet om te heersen, maar om onderworpen te worden.
-------------------------------------------------------------------------------------------
Bijlage I : Propaganda - Dream Within A Dream
www.youtube.com/watch?v=Q4E1zMLghhY
Bijlage II : Marillion - She Chameleon
www.youtube.com/watch?v=9aEFAqR_lVc