Het Commentaar op Filippenzen
Mar 12, 2017 23:41:18 GMT 2
Post by AMAZONE KERK on Mar 12, 2017 23:41:18 GMT 2
Commentaar op de brief van Paulus
aan de Filippenzen
Door Calvijn II
1
1Paulus en Timoteüs, dienstknechten van Christus Jezus, aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen; 2genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
Filippi betekent paardenliefhebber, paardenrijder, als de beestenrijder in het Grieks, wat al direct een heel apocalyptisch tafereeltje is. Ik wil u erop wijzen dat de bijbel een paradoxaal boek is wat vanuit twee kanten bekeken kan worden, wat ook telkens weer gebeurt in de grondtekst. Zo werd de beestenrijder in het boek Openbaring in de grondtekst bewondert door de apostel Johannes, en zij was een vrouw. Hierin ligt een diepe boodschap. Zij kwam uit een grote strijd, namelijk de strijd tussen het letterlijke en het esoterische, het symbolische. Het spel der symboliek maakt ook contrasten, wat een kaleidoscopische betekenis kan hebben, oftewel een meervoudige uitleg. De vrouw had het woord 'mysterie' op haar voorhoofd, wat een synoniem is van de esoterie en de gnosis. In de evangeliën bestraft Jezus de schriftgeleerden omdat ze de sleutel van de kennis hebben achterhouden, zodat mensen niet zouden ingaan. In de Griekse grondtekst wordt het woord 'gnosis' gebruikt (Lukas 11:52).
Johannes werd geleid tot de wildernis in het boek Openbaring waar hij een vrouw zittend op een beest tegenkwam. Dit was de vrouw van het mysterie. Johannes uit felle woorden tegen haar, terwijl hij haar ook vereerd in de grondtekst. Hij heeft dus gemengde gevoelens. De vrouw komt nogal wreed en tuchtigend over. In het OT zou daar geen probleem mee wezen, maar in het NT werd er een groot deel van de tucht weggesneden. Er werd meer en meer de nadruk op genade gelegd. Het OT beschreef de val van Lucifer uit de hemelen, en toen was die godenzoon ineens geincarneerd als Jezus op aarde. De Israëlieten namen Jezus daarom ook niet aan. Het OT en het NT botsten teveel. Hoe dan ook : Deze gevallen engel had een heleboel gnosis, een heleboel waarheid, en die werd ten volle uitgestald in het NT, en is dus nog steeds van grote waarde. Het enige probleem was dat Lucifer aanbeden wilde worden op een troon hoger dan iedereen, en dat zien we ook bij Jezus.
Vandaar dat er ook zo'n strijd was tussen de vrouw rijdend op het beest en het christendom. Deze vrouw representeerde de rijkdom van het OT, en zelfs de gestolen en verborgen rijkdom van het NT. Vandaar dat de gnosis hier dwars doorheen gaat, en deze boeken bespreekbaar zijn. In de grondtekst van het woord 'Filippi' zien we de beestenrijder terug.
3Ik dank mijn God, zo dikwijls ik uwer gedenk; 4immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap, 5wegens uw deelhebben aan de prediking van het evangelie, van de eerste dag af tot nu toe. 6Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.
Het letterlijke pad van Jezus Christus leidt dan wel tot verderf, maar het esoterische lijdenspad van Jezus is wonderschoon, omdat het terugleidt tot de prachtige en diepe waarheden van het allegorische OT. Het leidt helemaal terug tot Mozes die door Egyptische onderdrukking, door de verborgen wortel van de Israëlieten, afgezonderd werd van zijn ouders en opgevoed werd aan het Egyptische hof. Hij kwam onder de hoede van een vreemde vrouw, een Egyptische prinses, maar zij representeerde dus wel de oorsprong van zijn volk. Zonder Egypte zou Israël door de hongerdood zijn omgekomen. Egypte vormde de basis voor Israël. Ook Jozef werd losgescheurd van zijn ouders om Egypte te dienen. Dit is een rijkelijk beeld van de gnosis, en ook de vervulling van het vers dat een jongeman zijn ouders zal verlaten om een vrouw aan te hangen. Ook zal een mens in die zin van zijn christelijke ouders losgescheurd moeten worden, om zo zijn profetische opdracht te vervullen. Hij moet de veilige, vertrouwde, bekende stad verlaten, om zo tot de wildernis te gaan om de op het beest zittende vrouw van het mysterie te ontmoeten, om zo door haar onderwezen te worden. Hij moet komen tot Filippi.
7Zó van u allen te denken spreekt voor mij dan ook vanzelf, omdat ik u op het hart draag, daar gij allen, zowel bij mijn gevangenschap als bij mijn verdediging en bevestiging van het evangelie, deelgenoten zijt van de mij verleende genade. 8God toch is mijn getuige, hoezeer ik met de ontferming van Christus Jezus naar u allen verlang.
In zijn Egyptische gevangenschap leerde Mozes grondig de Egyptologie, wat de reden was waarom hij de grote religie genaamd het Judaïsme kon bouwen. Dit was dus de Israëlietische Egyptologie, een andere versie. Zoals Mozes werd ook Paulus opgezet tegen een opponent, wat belangrijk was voor hun ontwikkeling en hun werk, opdat het doorgang zou krijgen. Voor de gnosis is er geen te wrede en sterke vijand die niet makkelijk getemd kan worden.
9En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, 10om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, 11vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God.
Hier wordt duidelijk dat het om de gerechtigheid gaat, wat ook duidelijk wordt gemaakt in de stok van Mozes die in een slang veranderde en toen het volk Egypte beet, opdat ze zelf tot slaaf zouden worden van het werk van God. De stok werd zo tot een slang, en toen tot een touw, de drievoudige symboliek die achter de Jezus figuur schuilt. Van hieruit verder.
12Ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen mij wedervaren is veeleer tot bevordering van de evangelieprediking heeft gestrekt. 13Daardoor toch is aan het gehele hof en aan al de overigen duidelijk geworden, dat ik in gevangenschap ben om Christus’ wil, 14en het merendeel der broeders in de Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken.
Paulus ontving dit touw, als de gebondenheid in de gnosis, en dit touw kwam ook tot de anderen. Ook dit heeft zijn diepe wortels in de Egyptologie. In het Boek van de Poorten van het Nieuwe Koninkrijk tijdperk (1600-1100 BCE) dragen in het vijfde uur negen goden een slang genaamd 'de trillende', wat een beeld is van de gnosis vreze, het fundament voor de gnosis gebondenheid. Het leidt hen tot de rust in de poort van de Meesteres van het Leven en de Levensduur, wat ook een titel is van Eva die tot de gnosis vreze leidde in de grondtekst van Genesis 3. De gnosis vreze zal uiteindelijk leiden tot rust.
In het zesde uur zien we een slang die slaap brengt en leidt tot het veld van de Meesteres van de Offers. Een mens die niet aan zichzelf sterft kan geen offers brengen. Dit is ook wat het touw doet. Het ware offeren is een metafoor van de gehoorzaamheid in het OT. Het touw bewaakt de gehoorzamen, opdat zij niet meer afwijken. Hierin verdient de mens land en mappen, in het zesde uur van het Boek van de Poorten. In dit boek is de slang telkens verbonden aan het touw, zoals de koperen slang van Mozes als symbool van de redding werd vervangen door het reddende rode touw in het boek Jozua, wat een beeld van de gnosis gebondenheid is die gehoorzaam maakt. In het achtste uur van het Boek van de Poorten treed het touw op als de Verslinder die geboorte geeft aan de uren, de tijd, de timing. Het offerfeest wordt nu tot een offermaaltijd, waarin de vijand wordt verslonden opdat de gnosis klok zichtbaar wordt, het spel van de seizoenen. Deze uren personificeren zichzelf altijd in de Egyptische boeken van de onderwereld. De maaltijd is een symbool van het verwerken, het vertalen, het begrijpen. Hierin worden de mysteriën getoont, de openbaringen, oftewel de geheimenissen van de vrouw op het beest. Dit is de reden waarom het touw kronkelt, als het kronkelen van de slang.
In het negende uur zien we hoe Horus, de Egyptische voorloper van Jezus, de vijanden van zijn vader, Osiris, de god van de onderwereld, heeft gebonden voor de onthoofding en het vuur. Hij beschuldigt de vijanden dat ze door wat ze zijn vader hebben aangedaan het mysterie hebben verworpen, oftewel de vrouw op het beest, de moeder, in Openbaring. Zij hebben dus de gnosis verworpen. De echo van de woorden van Horus zien we terug in Lukas 11:52 waar Jezus de wetgeleerden bestraft omdat ze de sleutel van de gnosis hebben achtergehouden. Ook hebben zij openbaar gemaakt wat verborgen moest blijven, om zichzelf een naam te maken. Zij draaiden alles om. Dan komt er een grote slang in alle kleuren die hen braadt door vuur uit zijn bek te laten komen. Alleen zij die zich toewijden aan deze slang en aan deze slang offeren zullen voor het vuur bespaard blijven. Zij die het touw niet aannemen zullen verloren gaan. Zo'n grote ernst is de boodschap van het touw. Dit zien we ook terug in het verhaal van de koperen slang, waardoor alleen degenen die op de koperen slang keken in leven bleven. Mozes had deze kennis dus van zijn Egyptische opvoeding en studie. In Johannes 3 vergeleek Jezus zichzelf met de koperen slang.
De Negende Poort wordt zo de opener van het mysterie genoemd, de uitlegging van de vrouw op het beest in die zin. In het tiende uur wordt dit uitgelegd als de wedergeboorte tussen de dijen van de moeder. Zij zijn allen aan het touw gebonden, en in het elfde uur worden zij opgeroepen tot de oorlog : In de ene hand hebben zij een touw om te binden, en in de andere hand hebben zij een mes om te slachten. Zij hebben allen vier slangenhoofden, die de slagers worden genoemd. De slang is dus een beeld van het slachtende touw. Meerderen worden geroepen, die genaamd zijn : 'hen die kelen doorsnijden.' In dit bloedvergiet van de vijanden krijgen zij de status van veiligheid. Dit zijn dus allemaal metaforen van de gehoorzaamheid door het touw, door de gnosis gebondenheid. Het touw wordt de bestraffer genoemd, en met het mes worden de vijanden in het gezicht gesneden als straf. Zij worden zwak gemaakt en aan ketenen meegetrokken tot gevangenschap waar zij bewaakt worden door het straffende touw. Hun gebondenheden worden bewaakt.
Dan zien we anderen die een touw dragen in hun ene hand, en een ster in hun andere. Dit betekent dat zij nieuw land hebben ingenomen in de oorlog. Een runderkop wordt op een paal gezet, als teken van een geslaagde jacht, en met een fakkel worden de hoorns in brand gestoken, waardoor messen in de handen van de oorlogsvoerders komen. Nu wordt na de wedergeboorte het kind geroepen door vier godinnen genaamd de roependen. Dan begint het touw twee bogen voort te brengen. Tussen hen staat een god met zowel een Horus gezicht als een Seth gezicht, de Egyptische Judas en Satan. De bogen dragen dit als een mysterie. De god is genaamd : 'Zijn Twee Gezichten'. Wij zien deze dualiteit ook terug in het Judaïsme. In het verhaal van Bileam veranderd de Engel des Heeren plotseling in de satan, de tegenstander, in de Hebreeuwse grondtekst. Het is dus van oorsprong een neutraal woord, en in het Judaïsme is de satan een beproevende agent of engel van God. Dit is de prachtige esoterische paradox van de Bijbel die Mozes had geërfd door zijn Egyptische achtergrond. Daarom sprak Paulus ook :
15Sommigen prediken de Christus wel uit nijd en twist, maar anderen doen het met goede bedoeling. 16Dezen verkondigen de Christus uit liefde, daar zij weten, dat ik tot verdediging van het evangelie gesteld ben, 17maar genen uit eigenbelang, met de onzuivere bedoeling, mij de gevangenschap zwaar te maken. 18Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden. 19Want ik weet, dat dit mij tot behoud zal strekken door uw gebed en de bijstand des Geestes van Jezus Christus, 20naar mijn vurig verlangen en hopen, dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal staan, maar dat met alle vrijmoedigheid, zoals steeds, ook nú Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood. 21Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.
Paulus heeft oog voor het nut van de dualiteit. Hij kan dingen ook relativeren. De god met de twee gezichten verkondigen dan het kind in de oostelijke horizon van de hemel, als een beeld van de komende hemelvaart. Dit wordt beschreven als een tocht tot de sterren, oftewel het nieuwe land verkregen door de strijd. Hier kan het kind rusten. Dan komt het kind tot twaalf godinnen met een ster boven hun hoofd, met een touw in hun hand, en zij trekken het kind met het touw tot de hemel. De hemel is een vrouw. Dan wordt het kind geinitieerd.
Dan komen er goden met schijven in hun hand, en zij verbinden de onderwereld met de hemel. De hemel mag zo doorbreken op de aarde. Het ware verhaal achter Jezus Christus mag nu verteld worden, want er is nog een groot werk op aarde te doen.
22Indien ik in het vlees blijf leven, betekent dat voor mij werken met vrucht, en wat ik moet kiezen, weet ik niet. 23Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; 24maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil. 25En in deze overtuiging weet ik, dat ik zal blijven en voortdurend bij u allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden. 26Dan zult gij ruimschoots reden hebben om over mij te roemen in Christus Jezus, wanneer ik weder bij u kom.
Paulus moet dus nog blijven voor deze esoterische reden. Hij mag dan een hemelse openbaring hebben ontvangen, maar die moet tot de aarde komen, tot de mensen. Zo komt het kind tot rust in de baarmoeder van de hemel, in het twaalfde uur. Ook de verblijfplaats van het kind is dus een dualiteit : zowel in de hemel als op de aarde. Dan zijn er vier goden met sterren in hun hand, de nieuwe gebieden van het beloofde land. De hemel neemt het kind in haar armen, en ook de sterren komen tot rust in de baarmoeder van de hemel.
27Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig blijf, ik van u moge horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het geloof aan het evangelie, 28zonder dat gij u in enig opzicht door de tegenstanders laat beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hún verderf, doch van úw behoud, en dat van Godswege. 29Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, 30in dezelfde strijd, die gij eens van mij hebt gezien en nu van mij hoort.
Hier roept Paulus op tot eenheid. Natuurlijk is die eenheid economisch. De diaken zorgt voor voedsel en deelt het voedsel uit. In het twaalfde uur komen hen met de stokken, en zij moeten de godinnen voeden. Zij werken voor de godinnen. Zij moeten aan hen offeren, als een beeld van de gehoorzaamheid. De eenheid is dus hoofdzakelijk de eenheid met de godin, de gnosis.
Dan is er een tafereel van acht godinnen op tronen met sterren in hun hand. Deze symboliek komt ook weer terug in het boek Openbaring. De vrouwen, als personificaties van de gnosis, regeren over de delen van het nieuwe, beloofde land. Zij tronen op slangen, op touwen, als personificaties daarvan.
Paulus laat zien dat het beeld van de koperen slang niet alleen maar is om naar te kijken, maar er ook is om voor te lijden en te strijden. In het zesde uur van het Boek van de Verborgen Grot, de Amduat, een ander boek uit het Nieuwe Koninkrijk zien we een naakte man met een godin. De naaktheid is het beeld van de leegte en de openbaring. De godin heeft een mes in haar hand en een stok, als een beeld dat de man moet lijden en strijden.
aan de Filippenzen
Door Calvijn II
1
1Paulus en Timoteüs, dienstknechten van Christus Jezus, aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen; 2genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.
Filippi betekent paardenliefhebber, paardenrijder, als de beestenrijder in het Grieks, wat al direct een heel apocalyptisch tafereeltje is. Ik wil u erop wijzen dat de bijbel een paradoxaal boek is wat vanuit twee kanten bekeken kan worden, wat ook telkens weer gebeurt in de grondtekst. Zo werd de beestenrijder in het boek Openbaring in de grondtekst bewondert door de apostel Johannes, en zij was een vrouw. Hierin ligt een diepe boodschap. Zij kwam uit een grote strijd, namelijk de strijd tussen het letterlijke en het esoterische, het symbolische. Het spel der symboliek maakt ook contrasten, wat een kaleidoscopische betekenis kan hebben, oftewel een meervoudige uitleg. De vrouw had het woord 'mysterie' op haar voorhoofd, wat een synoniem is van de esoterie en de gnosis. In de evangeliën bestraft Jezus de schriftgeleerden omdat ze de sleutel van de kennis hebben achterhouden, zodat mensen niet zouden ingaan. In de Griekse grondtekst wordt het woord 'gnosis' gebruikt (Lukas 11:52).
Johannes werd geleid tot de wildernis in het boek Openbaring waar hij een vrouw zittend op een beest tegenkwam. Dit was de vrouw van het mysterie. Johannes uit felle woorden tegen haar, terwijl hij haar ook vereerd in de grondtekst. Hij heeft dus gemengde gevoelens. De vrouw komt nogal wreed en tuchtigend over. In het OT zou daar geen probleem mee wezen, maar in het NT werd er een groot deel van de tucht weggesneden. Er werd meer en meer de nadruk op genade gelegd. Het OT beschreef de val van Lucifer uit de hemelen, en toen was die godenzoon ineens geincarneerd als Jezus op aarde. De Israëlieten namen Jezus daarom ook niet aan. Het OT en het NT botsten teveel. Hoe dan ook : Deze gevallen engel had een heleboel gnosis, een heleboel waarheid, en die werd ten volle uitgestald in het NT, en is dus nog steeds van grote waarde. Het enige probleem was dat Lucifer aanbeden wilde worden op een troon hoger dan iedereen, en dat zien we ook bij Jezus.
Vandaar dat er ook zo'n strijd was tussen de vrouw rijdend op het beest en het christendom. Deze vrouw representeerde de rijkdom van het OT, en zelfs de gestolen en verborgen rijkdom van het NT. Vandaar dat de gnosis hier dwars doorheen gaat, en deze boeken bespreekbaar zijn. In de grondtekst van het woord 'Filippi' zien we de beestenrijder terug.
3Ik dank mijn God, zo dikwijls ik uwer gedenk; 4immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap, 5wegens uw deelhebben aan de prediking van het evangelie, van de eerste dag af tot nu toe. 6Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.
Het letterlijke pad van Jezus Christus leidt dan wel tot verderf, maar het esoterische lijdenspad van Jezus is wonderschoon, omdat het terugleidt tot de prachtige en diepe waarheden van het allegorische OT. Het leidt helemaal terug tot Mozes die door Egyptische onderdrukking, door de verborgen wortel van de Israëlieten, afgezonderd werd van zijn ouders en opgevoed werd aan het Egyptische hof. Hij kwam onder de hoede van een vreemde vrouw, een Egyptische prinses, maar zij representeerde dus wel de oorsprong van zijn volk. Zonder Egypte zou Israël door de hongerdood zijn omgekomen. Egypte vormde de basis voor Israël. Ook Jozef werd losgescheurd van zijn ouders om Egypte te dienen. Dit is een rijkelijk beeld van de gnosis, en ook de vervulling van het vers dat een jongeman zijn ouders zal verlaten om een vrouw aan te hangen. Ook zal een mens in die zin van zijn christelijke ouders losgescheurd moeten worden, om zo zijn profetische opdracht te vervullen. Hij moet de veilige, vertrouwde, bekende stad verlaten, om zo tot de wildernis te gaan om de op het beest zittende vrouw van het mysterie te ontmoeten, om zo door haar onderwezen te worden. Hij moet komen tot Filippi.
7Zó van u allen te denken spreekt voor mij dan ook vanzelf, omdat ik u op het hart draag, daar gij allen, zowel bij mijn gevangenschap als bij mijn verdediging en bevestiging van het evangelie, deelgenoten zijt van de mij verleende genade. 8God toch is mijn getuige, hoezeer ik met de ontferming van Christus Jezus naar u allen verlang.
In zijn Egyptische gevangenschap leerde Mozes grondig de Egyptologie, wat de reden was waarom hij de grote religie genaamd het Judaïsme kon bouwen. Dit was dus de Israëlietische Egyptologie, een andere versie. Zoals Mozes werd ook Paulus opgezet tegen een opponent, wat belangrijk was voor hun ontwikkeling en hun werk, opdat het doorgang zou krijgen. Voor de gnosis is er geen te wrede en sterke vijand die niet makkelijk getemd kan worden.
9En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, 10om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, 11vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God.
Hier wordt duidelijk dat het om de gerechtigheid gaat, wat ook duidelijk wordt gemaakt in de stok van Mozes die in een slang veranderde en toen het volk Egypte beet, opdat ze zelf tot slaaf zouden worden van het werk van God. De stok werd zo tot een slang, en toen tot een touw, de drievoudige symboliek die achter de Jezus figuur schuilt. Van hieruit verder.
12Ik wil, dat gij weet, broeders, dat hetgeen mij wedervaren is veeleer tot bevordering van de evangelieprediking heeft gestrekt. 13Daardoor toch is aan het gehele hof en aan al de overigen duidelijk geworden, dat ik in gevangenschap ben om Christus’ wil, 14en het merendeel der broeders in de Here heeft door mijn gevangenschap vertrouwen gekregen om met des te meer moed onbevreesd het woord Gods te spreken.
Paulus ontving dit touw, als de gebondenheid in de gnosis, en dit touw kwam ook tot de anderen. Ook dit heeft zijn diepe wortels in de Egyptologie. In het Boek van de Poorten van het Nieuwe Koninkrijk tijdperk (1600-1100 BCE) dragen in het vijfde uur negen goden een slang genaamd 'de trillende', wat een beeld is van de gnosis vreze, het fundament voor de gnosis gebondenheid. Het leidt hen tot de rust in de poort van de Meesteres van het Leven en de Levensduur, wat ook een titel is van Eva die tot de gnosis vreze leidde in de grondtekst van Genesis 3. De gnosis vreze zal uiteindelijk leiden tot rust.
In het zesde uur zien we een slang die slaap brengt en leidt tot het veld van de Meesteres van de Offers. Een mens die niet aan zichzelf sterft kan geen offers brengen. Dit is ook wat het touw doet. Het ware offeren is een metafoor van de gehoorzaamheid in het OT. Het touw bewaakt de gehoorzamen, opdat zij niet meer afwijken. Hierin verdient de mens land en mappen, in het zesde uur van het Boek van de Poorten. In dit boek is de slang telkens verbonden aan het touw, zoals de koperen slang van Mozes als symbool van de redding werd vervangen door het reddende rode touw in het boek Jozua, wat een beeld van de gnosis gebondenheid is die gehoorzaam maakt. In het achtste uur van het Boek van de Poorten treed het touw op als de Verslinder die geboorte geeft aan de uren, de tijd, de timing. Het offerfeest wordt nu tot een offermaaltijd, waarin de vijand wordt verslonden opdat de gnosis klok zichtbaar wordt, het spel van de seizoenen. Deze uren personificeren zichzelf altijd in de Egyptische boeken van de onderwereld. De maaltijd is een symbool van het verwerken, het vertalen, het begrijpen. Hierin worden de mysteriën getoont, de openbaringen, oftewel de geheimenissen van de vrouw op het beest. Dit is de reden waarom het touw kronkelt, als het kronkelen van de slang.
In het negende uur zien we hoe Horus, de Egyptische voorloper van Jezus, de vijanden van zijn vader, Osiris, de god van de onderwereld, heeft gebonden voor de onthoofding en het vuur. Hij beschuldigt de vijanden dat ze door wat ze zijn vader hebben aangedaan het mysterie hebben verworpen, oftewel de vrouw op het beest, de moeder, in Openbaring. Zij hebben dus de gnosis verworpen. De echo van de woorden van Horus zien we terug in Lukas 11:52 waar Jezus de wetgeleerden bestraft omdat ze de sleutel van de gnosis hebben achtergehouden. Ook hebben zij openbaar gemaakt wat verborgen moest blijven, om zichzelf een naam te maken. Zij draaiden alles om. Dan komt er een grote slang in alle kleuren die hen braadt door vuur uit zijn bek te laten komen. Alleen zij die zich toewijden aan deze slang en aan deze slang offeren zullen voor het vuur bespaard blijven. Zij die het touw niet aannemen zullen verloren gaan. Zo'n grote ernst is de boodschap van het touw. Dit zien we ook terug in het verhaal van de koperen slang, waardoor alleen degenen die op de koperen slang keken in leven bleven. Mozes had deze kennis dus van zijn Egyptische opvoeding en studie. In Johannes 3 vergeleek Jezus zichzelf met de koperen slang.
De Negende Poort wordt zo de opener van het mysterie genoemd, de uitlegging van de vrouw op het beest in die zin. In het tiende uur wordt dit uitgelegd als de wedergeboorte tussen de dijen van de moeder. Zij zijn allen aan het touw gebonden, en in het elfde uur worden zij opgeroepen tot de oorlog : In de ene hand hebben zij een touw om te binden, en in de andere hand hebben zij een mes om te slachten. Zij hebben allen vier slangenhoofden, die de slagers worden genoemd. De slang is dus een beeld van het slachtende touw. Meerderen worden geroepen, die genaamd zijn : 'hen die kelen doorsnijden.' In dit bloedvergiet van de vijanden krijgen zij de status van veiligheid. Dit zijn dus allemaal metaforen van de gehoorzaamheid door het touw, door de gnosis gebondenheid. Het touw wordt de bestraffer genoemd, en met het mes worden de vijanden in het gezicht gesneden als straf. Zij worden zwak gemaakt en aan ketenen meegetrokken tot gevangenschap waar zij bewaakt worden door het straffende touw. Hun gebondenheden worden bewaakt.
Dan zien we anderen die een touw dragen in hun ene hand, en een ster in hun andere. Dit betekent dat zij nieuw land hebben ingenomen in de oorlog. Een runderkop wordt op een paal gezet, als teken van een geslaagde jacht, en met een fakkel worden de hoorns in brand gestoken, waardoor messen in de handen van de oorlogsvoerders komen. Nu wordt na de wedergeboorte het kind geroepen door vier godinnen genaamd de roependen. Dan begint het touw twee bogen voort te brengen. Tussen hen staat een god met zowel een Horus gezicht als een Seth gezicht, de Egyptische Judas en Satan. De bogen dragen dit als een mysterie. De god is genaamd : 'Zijn Twee Gezichten'. Wij zien deze dualiteit ook terug in het Judaïsme. In het verhaal van Bileam veranderd de Engel des Heeren plotseling in de satan, de tegenstander, in de Hebreeuwse grondtekst. Het is dus van oorsprong een neutraal woord, en in het Judaïsme is de satan een beproevende agent of engel van God. Dit is de prachtige esoterische paradox van de Bijbel die Mozes had geërfd door zijn Egyptische achtergrond. Daarom sprak Paulus ook :
15Sommigen prediken de Christus wel uit nijd en twist, maar anderen doen het met goede bedoeling. 16Dezen verkondigen de Christus uit liefde, daar zij weten, dat ik tot verdediging van het evangelie gesteld ben, 17maar genen uit eigenbelang, met de onzuivere bedoeling, mij de gevangenschap zwaar te maken. 18Wat doet het ertoe? In elk geval, hetzij met een bijoogmerk, hetzij in oprechtheid, wordt Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, en zal ik mij ook verblijden. 19Want ik weet, dat dit mij tot behoud zal strekken door uw gebed en de bijstand des Geestes van Jezus Christus, 20naar mijn vurig verlangen en hopen, dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal staan, maar dat met alle vrijmoedigheid, zoals steeds, ook nú Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood. 21Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.
Paulus heeft oog voor het nut van de dualiteit. Hij kan dingen ook relativeren. De god met de twee gezichten verkondigen dan het kind in de oostelijke horizon van de hemel, als een beeld van de komende hemelvaart. Dit wordt beschreven als een tocht tot de sterren, oftewel het nieuwe land verkregen door de strijd. Hier kan het kind rusten. Dan komt het kind tot twaalf godinnen met een ster boven hun hoofd, met een touw in hun hand, en zij trekken het kind met het touw tot de hemel. De hemel is een vrouw. Dan wordt het kind geinitieerd.
Dan komen er goden met schijven in hun hand, en zij verbinden de onderwereld met de hemel. De hemel mag zo doorbreken op de aarde. Het ware verhaal achter Jezus Christus mag nu verteld worden, want er is nog een groot werk op aarde te doen.
22Indien ik in het vlees blijf leven, betekent dat voor mij werken met vrucht, en wat ik moet kiezen, weet ik niet. 23Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; 24maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil. 25En in deze overtuiging weet ik, dat ik zal blijven en voortdurend bij u allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden. 26Dan zult gij ruimschoots reden hebben om over mij te roemen in Christus Jezus, wanneer ik weder bij u kom.
Paulus moet dus nog blijven voor deze esoterische reden. Hij mag dan een hemelse openbaring hebben ontvangen, maar die moet tot de aarde komen, tot de mensen. Zo komt het kind tot rust in de baarmoeder van de hemel, in het twaalfde uur. Ook de verblijfplaats van het kind is dus een dualiteit : zowel in de hemel als op de aarde. Dan zijn er vier goden met sterren in hun hand, de nieuwe gebieden van het beloofde land. De hemel neemt het kind in haar armen, en ook de sterren komen tot rust in de baarmoeder van de hemel.
27Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig blijf, ik van u moge horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het geloof aan het evangelie, 28zonder dat gij u in enig opzicht door de tegenstanders laat beangstigen. Hierin is voor hen een aanwijzing van hún verderf, doch van úw behoud, en dat van Godswege. 29Want aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden, 30in dezelfde strijd, die gij eens van mij hebt gezien en nu van mij hoort.
Hier roept Paulus op tot eenheid. Natuurlijk is die eenheid economisch. De diaken zorgt voor voedsel en deelt het voedsel uit. In het twaalfde uur komen hen met de stokken, en zij moeten de godinnen voeden. Zij werken voor de godinnen. Zij moeten aan hen offeren, als een beeld van de gehoorzaamheid. De eenheid is dus hoofdzakelijk de eenheid met de godin, de gnosis.
Dan is er een tafereel van acht godinnen op tronen met sterren in hun hand. Deze symboliek komt ook weer terug in het boek Openbaring. De vrouwen, als personificaties van de gnosis, regeren over de delen van het nieuwe, beloofde land. Zij tronen op slangen, op touwen, als personificaties daarvan.
Paulus laat zien dat het beeld van de koperen slang niet alleen maar is om naar te kijken, maar er ook is om voor te lijden en te strijden. In het zesde uur van het Boek van de Verborgen Grot, de Amduat, een ander boek uit het Nieuwe Koninkrijk zien we een naakte man met een godin. De naaktheid is het beeld van de leegte en de openbaring. De godin heeft een mes in haar hand en een stok, als een beeld dat de man moet lijden en strijden.